[Verdooren, Gerrit]
VERDOOREN (Gerrit), vice-admiraal, geb. te Bergen-op-Zoom 9 Febr. 1757, overl. 30 Oct. 1824; zoon van Pieter en van Maria Tegelaar. Hij was oorspronkelijk bestemd voor het notaris-ambt, doch ging in 1781 als cadet in den zeedienst bij de admiraliteit van Zeeland; wordt in 1782 luitenant, in welk jaar hij schipbreuk lijdt op de kust van Denemarken. Het volgend jaar is hij in dienst van de admiraliteit van de Maas, doch komt weldra bij die van Zeeland terug, en doet dienst op de Schelde bij de geschillen met keizer Jozef van Oostenrijk omtrent de vrije vaart op die rivier. In 1793 bevorderd tot kapitein luitenant ter zee, is hij weder op de zeeuwsche stroomen tot dekking der provincie Zeeland tegen den inval der Franschen. Bij de oprichting in 1794 van het fonds tot ondersteuning van weduwen en weezen der zeeofficieren wordt hij tot mede-commissaris verkozen.
Na de vestiging der Bataafsche republiek in 1795 bevorderd tot kapitein ter zee, neemt hij 7 October 1797 deel aan den slag bij Kamperduin en raakt in engelsche krijgsgevangenschap, waaruit hij echter spoedig wordt vrijgelaten. Van 1801 tot 1804 is hij wegens ziekte buiten dienst, voert daarna als waarnemend schout-bij-nacht het bevel over een eskader te Texel, wordt in 1806 benoemd tot commandant der zeemacht in het noordelijk departement en Febr. 1807 bevorderd tot schout-bij-nacht effectief, is als zoodanig eerst op de zeeuwsche stroomen, daarna commandant van een eskader te Texel; 1808 benoemd tot commandant der marine te Amsterdam, wordt hij 1809 belast met de verdediging van de Zuiderzee, benoemd tot gouverneur van Amsterdam, tot commandant der orde van de Unie en tot officier van het Koninklijk huis.
Na de inlijving bij Frankrijk gaat hij als schout-bij-nacht in franschen dienst en is er chef van het marine-departement te Amsterdam. Bij de restauratie, waaraan hij dadelijk krachtigen steun verleende, werd hij commandant der marine in het eerste arrondissement van Holland; 1814 bevorderd tot vice-admiraal, 1815 benoemd tot commandeur der Militaire Willemsorde, trok hij zich in het eind van dat jaar uit den actieven dienst terug en vestigde zich op zijn buitengoed Doorens-lust onder Oost-Souburg. Hij was viermaal gehuwd, als: 1e in 1788 met Adriana Elisabeth Westerwijk Vorsborgh, dochter van den burgemeester van Veere, uit dit huwelijk zijn een zoon