plaatsen, ook nimmer gedaan, noch te Genève, noch te Parijs. Maar, zooals uit zijn nu onlangs door een zijner verwanten uitgegeven brieven blijkt, maakte hij gretig van deze geheime, uitgebreide correspondentie gebruik, om zijn mededoctoren te bekladden en als dom en bekrompen voor te stellen. Reeds dadelijk na ijn promotie had hij zich in Amsterdam als poorter (26 Oct. 1730) en als lid van het Collegium medicum (31 Oct.) later inschrijven. En dank zij de machtige protectie van Boerhaave, waarmede deze tegenover zijn bevoorrechte leerlingen niet karig placht te zijn, en zijn eigen schitterende, persoonlijke eigenschappen (hij was zeer beschaafd en welsprekend, gemakkelijk in den omgang en beschikte over een hooge mate van gezond verstand en scherpzinnigheid) kreeg hij ten leste een flinke praktijk en een geziene positie, die nog verbeterden, toen hij in 1730 nuwde met de rijke Helenade Witt, dochter van den invloedrijken schepen. 30 Juni werd hij in plaats van den overleden Dr. Daniël van Buren benoemd tot Inspector collegii medici. Van deze betrekking trachtte hij gebruik te maken, om zooveel mogelijk op den voorgrond te komen. In 1744 was hij door den Roonhuysiaanschen chirurg, dien hij bij een ziekte assisteerde, achter het later zoo bekend geworden geheim gekomen en hierna treedt hij op als raadsman en woordvoerder van het Collegium medicum in alle kwesties, die betrekking hebben op de verloskunde. Hij wist, hierbij gebruik makend van onverdedigbare middelen, in het eerste begin van het jaar 1746 zijn mede-inspecteurs te belezen een strijd met de chirurgijns om den voorrang aan te binden; van B. en Sch. werd een keur uitgelokt, waarbij den chirurgen, met uitzondering van drie, met name genoemde, Roonhuysianen, op boete of
lijfstraf verboden werd, om, zooals zij tot nog toe gewoon waren te doen, verloskunde uit te oefenen, tenzij zij van te voren met goed succes, voor een uit het Collegium medicum gekozen commissie, een examen hadden afgelegd. De oppositie, hiertegen door de chirurgen gevoerd, had ten gevolge, dat de wet, na een bestaan van juist 3 jaren, gedeeltelijk werd opgeheven; het examen bleef bestaan maar werd van het collegium afgenomen en aan het chirurgijnsgilde overgedragen. En alhoewel Tronchin met zijn collega's door hun later, dikwijls onbehoorlijk, optreden nog trachtte te redden wat te redden was, de chirurgen bleven het oor van den magistraat behouden. Onze dokter moet toen, vooral na het optreden van den praeses collegii van Hanedoes in 1753, gemerkt hebben dat hij het vertrouwen niet slechts van den magistraat, maar ook van zijn collega's begon te verliezen of reeds verloren had. En men ziet hem dan ook, zonder afscheid te nemen of orde op zijn zaken te stellen, terwijl een door hem bij B. en S. aanhangig gemaakt geschil omtrent een beleediging, door Rathlaars het Collegium aangedaan, nog altijd slepende gehouden werd, in Augustus 1754 Amsterdam heimelijk verlaten èn naar Genève vluchten (zooals hij het zelf uitdrukt). Hier wist hij zijn vroegeren landgenooten verhalen op te disschen omtrent het groote aanzien en de schitterende positie, die hij in Holland had achtergelaten en maakte hij zijn besluit kenbaar, om thans voor goed zijn krachten aan zijn vaderstad te wijden.
Zie: Condorcet, Eloge de Mr. Tronchin. Histoire de l'Académie des Sciences, A. 1781. Avec les Mémoires de Mathématique et de Phy-