Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 959]
| |
Manche), overl. 10 Sept. 1827 in het kasteel Nieuwenhove bij St. Truyen (België - destijds Nederland), was de zoon van Etienne Jaeques en van Suzanna Anne Marie. Hij trad 4 Juli 1787 als vrijwilliger bij de cavalerie in dienst in het fransche koninklijke leger, doorliep bij de republikeinsche legers van Sambre en Maas en bij dat van Italië de verschillende onderofficiersrangen, totdat hij, 4 Jan. 1797, tot luitenant en 22 Jan. 1799 tot 1en luitenant werd aangesteld in het 5e regiment dragonders. In dien rang trok hij de aandacht van Lodewijk Napoleon, die 14 Mrt. 1799 uit Egypte te Parijs teruggekeerd, korten tijd daarna als kolonel-kommandant over dit zelfde 5e regiment dragonders werd aangesteld, waarbij hij vroeger chef d'escadrons geweest was. Van toen af maakte Travers sneller promotie; 2 Febr. 1800 was hij ritmeester, 21 Juni 1804 chef d'escadrons, in welken rang hij in 1805 en 1806 behoorde tot het Noorder-leger, dat op bevel van den Keizer door den tot connétable van het keizerrijk benoemden Lodewijk Napoleon in den omtrek van Nijmegen was bijeengetrokken, en waarbij ook de bataafsche republiek eene divisie had moeten leveren. Toen nu in laatstgemeld jaar 's keizers broeder het koningschap over Holland aanvaardde, nam hij eenige fransche officieren herwaarts mede en onder dezen den luitenant-kolonel Travers, die 4 Juli 1806 in den rang van kolonel tot kommandant van het regiment kurassiers van de koninklijke garde werd benoemd, 5 Maart 1808 tot generaal-majoor werd bevorderd, waarna hij den titel voerde van kolonel-generaal van de gendarmerie en van de troupes te paard, en benoemd werd tot 1en aide-de-camp van den Koning. In 1809 werd hem het commandeurskruis van de orde van de Unie geschonken en werd hij, met den titel van opperritmeester van 's Konings lijfwacht te paard, een der beide kommandanten der koninklijke garde. Bij gelegenheid van de landing der Engelschen in Zeeland in 1809 werden aanvankelijk nagenoeg alle troepen van het koninkrijk in den omtrek van Bergen-op-Zoom samengetrokken, en werd aan Travers het bevel over de reserve-divisie opgedragen. Toen evenwel koning Lodewijk het bevel over de gezamenlijke fransche en hollandsche troepen aan maarschalk Bernadotte had overgegeven (16 Aug.), en naar Amsterdam terugkeerde, nam hij, met zijn garde, ook de generaals Tarayre en Travers derwaarts mede. Aan laatstgenoemden werd daarna met een gering aantal troepen de bewaking der hollandsche kust opgedragen. Tijdens de afwezigheid van den Koning, om zich bij den Keizer te Parijs te vervoegen (27 Nov. 1809 - 11 April 1810), werden de fransche officieren - ook Travers - met verschillende commissiën uit Amsterdam verwijderd gehouden, om hen geen getuigen te doen zijn van de werkzaamheden, die de minister van oorlog Kraijenhoff deed uitvoeren tot het in staat van verdediging brengen van de hoofdstad, ten einde eene eventueele poging, om die plaats met fransche troepen te bezetten, te kunnen tegengaan. Na de terugkomst des Konings was van de verdediging van Amsterdam geen sprakemeer; Travers aanvaardde weder zijn commando over de garde en koning Lodewijk bleef hem met eerbewijzen overladen; 1 Juni 1810 verhief hij hem tot baron van Jever (welk besluit 8 Jan. 1811 door Napoleon werd nietig verklaard). Tezelfdertijd schreef Sérurier, de secretarls van het fransche gezantschap alhier, aan den franschen minister van buitenlandsche zaken, met het oog op een mogelijk voornemen om dit land door fransche troepen te | |
[pagina 960]
| |
bezetten, over hem: ‘Le général Travers commande la garde. C'est un homme plein d'honneur, attaché à son prince par reconnaissance, mais Français avant tout. Il ne peut se prononcer qu'au moment: mais sa conduite n'est pas douteuse si on lui montre des Français au bout de ses baionnettes.’ Deze laatste proef zou hem bespaard blijven; daarentegen werd hem in het begin van de volgende maand de gelegenheid geboden, om zijne dankbaarheid aan zijn vorst en weldoener te toonen. Hij en de vice-admiraal Bloys van Treslong werden door den Koning uitverkoren, om hem bij zijn vlucht uit zijn koninkrijk te vergezellen. Omstreeks middernacht van 2 op 3 Juli verliet Lodewijk met Travers te voet het paleis te Haarlem, om zich naar eene op eenigen afstand gereedstaande reiskoets te begeven, waarmede hij zich over Amsterdam, het Loo, Deventer, Delden en Osnabrück naar de badplaats Töplitz in Bohemen begaf, waar hij den 9en Juli aankwam. 24 Nov. 1810 is Travers weder in franschen dienst, nu als général de brigade. Hij zal dus ongeveer tot dien datum bij zijn ex-koning gebleven zijn, die zich in de Documens historiques (III, 152) over zijn vertrek en zijne ondankbaarheid beklaagt. Waarschijnlijk zal hij het bij den somberen en achterdochtigen man, die op den duur niemand aan zich kon binden, niet langer hebben kunnen uithouden. Van het nu volgend gedeelte van zijn loopbaan is bekend, dat hij in 1811 militair commandant in het departement van de Dijle was, gedurende welken tijd hij, 23 Juli 1811. te St. Truyen in den echt trad met Sijmphorose Felicité Constance Niesse (geb. Brussel 31 Jan. 1791, overl. Luik 20 April 1867), dochter van Maximilien François en Jeanne Josephe Massion. Bij keizerlijk decreet van 3 Jan. 1813 werd hij verheven tot baron de l'empire, waarschijnlijk eene erkenning van bewezen diensten in laatstgenoemde sedentaire betrekking, toen hij daarin vervangen werd, en weer het actieve krijgsmansleven moest intreden, om de in den veldtocht van 1812 geleden verliezen aan te vullen. In 1813 en 1814 heeft hij dienst gedaan bij de ‘Groote armée’ - zoo staat in zijn stamboek. Daarin staat evenwel niet opgeteekend, dat dit ook in 1815 het geval is geweest, dat hij toen het bevel voerde over de 2e brigade kurassiers van de 13e cavalerie-divisie (kommt. luit.-generaal Wathier de St. Alphonse), welke deel uitmaakte van het 4e cavalerie-korps, onder luit.-generaal graaf Milhaud; dat hij te Ligny en te Waterloo de charges medegereden heeft, door Masson in zijn Cavaliers de Napoléon gekenschetst met de korte, doch veelzeggende woorden: ‘On sait ce que Milhaud a fait à Ligny et à Waterloo’; en dat ook hij telde onder de 13 generaals, die in den laatsten strijd gewond werden. Moge deze uitlating misschien eenigszins vreemd schijnen, de verklaring hiervan is hoogstwaarschijnlijk te zoeken in de omstandigheid, dat Travers, na de 100 dagen, niet in franschen dienst is gebleven (hetzij uit vrije verkiezing, hetzij omdat Lodewijk XVIII hem daarin niet weder wilde opnemen), maar in Maart 1816 zich met een verzoekschrift tot koning Willem I wendde, om weder als generaal in nederlandschen dienst te worden geplaatst, welk verzoek, op advies van den minister van oorlog, dat hij genaturaliseerd Hollander en getrouwd was met eene nederlandsche vrouw, goedgunstig werd toegestaan. De aanteekeningen voor het stamboek werden te dier tijde door zich nieuw-aanmeldende officieren zelve opgegeven en de oud-hollandsche generaal zal gemeend heb- | |
[pagina 961]
| |
ben, dat het niet ter aanbeveling van zijn verzoek zou strekken, indien hij daarin meldde, dat hij het vorige jaar als vijand gestaan had tegenover de nederlandsche ruiters van Trip, van Merlen en Ghigny. Hoe dit zij, Travers werd als nederlandsch generaal in het nieuw gevormde leger opgenomen; 16 Jan. 1821 werd hem het provinciaal kommandement van Gelderland opgedragen; 21 Sept. 1824 werd hij verheven in den nederlandschen adel met den titel van baron bij eerstgeboorte, en 20 Oct. 1825 werd hij, bij zijne benoeming tot inspecteur-generaal van het korps marechaussée, bevorderd tot luitenant-generaal. Bij zijn overlijden stierf zijn geslacht hier te lande uit, daar hij slechts twee dochters naliet. Zie over hem alle boeken over de regeering van Lodewijk Napoleon (Documens historiques, Jorissen, Wichers, Kraijenhoff, Loosjes); Van Löben Sels, Bijdragen tot de krijgsgeschiedenis van Napoleon Bonaparte ('s Grav. 1839) II, 24; Félix Rocquain, Napoléon I et le roi Louis (Paris 1875) 72; Gijsberti Hodenpijl, Napoleon in Nederland, 174a. Colenbrander, Gedenkstukken V, naamregister; VI, 42, 49, 70, 96 (waar in de noot abusievelijk is vermeld, dat Travers tot comte de l'empire zou verheven zijn); J.C.C. Tonnet, De landing in Zeeland 1809 in De Militaire Spectator 1910, 82, 156, 157; de Bas et le comte de T'Serclaes de Wommersom, La campagne de 1815 aux Pays Bas (Bruxelles 1909) II, 196, III 196; Wüppermann, Veldtocht van 1815 (Breda 1900) 116; Henry Houssaye, 1815 (éd. 1913), 105, 385; J.C. Wilbrenninck, Chronologische lijst van Heeren Officieren der Cavalerie van het Nederlandsche leger na 1813 (1898, niet in den handel); Nederland's Adelsboek 1906; verder samengesteld met behulp van een extract-stamboek. Koolemans Beijnen |
|