[Tollius, Alexander]
TOLLIUS (Alexander), geb. te Rhenen omstreeks 1630, gest. te Harderwijk 30 October 1675, zoon van Joh. Tollius, die blijkbaar klassieke ontwikkeling bezat, misschien predikant was. Hij studeerde te Utrecht (ing. 1650) en te Harderwijk (ing. 1652) en was reeds vroeg secretaris van G.J. Vossius te Amsterdam. Hij kreeg 1654 van Curatoren der hoogeschool te Harderwijk verlof om grieksche letterkunde te doceeren en volgde er 15 Juni zijn broeder Cornelis als buitengewoon hoogleeraar in dat vak en als secretaris van Curatoren op, 1655 ook in de latijnsche letterkunde en de eloquentie; 1657 werd hij gewoon hoogleeraar in de grieksche letterkunde. In 1672 stond hij als niet-oranjegezind bekend maar na het herstel der staatsche en stadhouderlijke macht in 1675 werd hij, ondanks den haat van de teruggekeerde magistraten, toch door Willem III gehandhaafd wegens de wijze, waarop hij zijn academische waardigheden had bekleed. Hij was, in tegenstelling met de meeste zijner collega's tijdens de Fransche bezetting te Harderwijk gebleven, en redde de bibliotheek. Hij was tweemaal gehuwd, eerst met Aaltje Noyen, en 1658 met Johanna Greve.
Vgl. over hem: Bouman, Gesch. der Geld. Hoogeschool I, 190 en I en II passim.
Blok