[Tayen, Elizabeth]
TAYEN (Elizabeth), afkomstig van Tiel, 1452 op hoogen leeftijd te Diepenveen gestorven aan de pest. Zij behoorde tot de vroegste bewoonsters van het ten jare 1400 gestichte Diepenveensche klooster; zij kwam daar ‘byna mytten iersten’. Bij de insluiting op 21 Jan. 1408 had zij het bestuur over de z.g. ‘buitenzusters’, twintig in getal, die met bakken, brouwen, koken en dergelijk praktisch werk zich bezighielden. Acht jaar later, 14 Mei 1416, werd zij ingekleed. Kort na haar professie kreeg zij een aanstelling als vestiaria of kleederwaarster (opzichteres over de kleeren der inwonenden). In 1423 werd zij tot priorin gekozen van het pas opgerichte klooster Bethanië bij Mechelen. Zij ging er heen met Johanna van Diest, een conversin. Zoodra beiden daar gekomen waren, beijverden zij zich om aan de zusteren aldaar ‘Diepenveen's manieren te leeren’. Na ongeveer negen jaar stonden sommigen tegen de priorin op, omdat geoordeeld werd, dat zij te streng en te rechtvaardig was; ‘also dat die guede suster van diest genoech te doen hadde dat sij hem die passiën wt sloech (om bij hen, d.i. de zusters, de hartslochten uit te drijven, hen tot bedaren te brengen). Maar het hielp niet: de gemoederen bleven onrustig. Het gevolg was dat Elizabeth Tayen moest aftreden als priorin, dat zij en Johanna van Diest het convent verlieten en in 1432 of 1433 naar Diepenveen terugkeerden. Toen 14 Sept. 1446 Salome Sticken op eigen verzoek wegens zwakte en ouderdom ontslag nam, werd zuster Elizabeth in haar plaats priorin, ‘de ander (tweede) confirmeerte Priorinne’ van het Diepenveensche klooster. Gedurende ruim twee en een half jaar heeft zij die waardigheid bekleed, tot Mei of Juni
1449.
Zie, behalve mijn uitgave ‘Handschr. D’ (Gron. 1903-1904), 29, 123, 186, 303-305: J.G.R. Acquoy, Het klooster te Windesheim en zijn invloed, III (Utr. 1880), 214, 215; W.J. Kühler, Johannes Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen (Rotterd. 1908), 70, 89 de aant., 95 aant. 3, 104, 203 aant. 4, 223 volg.
Brinkerink