J.v. Schoonhoven te Utrecht. Blijkens een vers in haar bundel van 1794: Aan den heer Vosmaer voor deszelfs vriendenrol en gedateerd 1774, heeft Arnoud Vosmaer, de bekende directeur der natuur- en kunstkabinetten van Willem V, natuurkenner van europeesche reputatie, op ‘Heemse’ gelogeerd in dat jaar. In het album amicorum, nog in het bezit der familie, staat dit gedicht naast een afdruk van het portret van v. Wassenberg, dat vóór de Bellingweerder Uitspanningen is geplaatst. Waarschijnlijk heeft Reinhard Burchardt Rutger van Rechteren, heer van Gramsbergen, Gedeputeerde van Overijsel ter Staten-Generaal met wiens zoon Chrétien Louis, Clara's dochter in 1772 in het huwelijk trad, Vosmaer met Clara Feyona in aanraking gebracht. Zijn onderricht heeft zooveel gebreken in haar hofdicht aan 't licht gebracht, dat ze het geheel wil omwerken, en eerst negen jaar later verschijnt het. Deze kennismaking bezorgt haar in 1775 het lidmaatschap van het Haagsche dichtgenootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’, waarvan Vosmaer ‘honorair lid en medebestuurder’ was. Ook Jacob Spex, de vriend van Poot, was lid. Uit zijn in 1755 verschenen gedichten blijkt, dat Clara hem in 1746 een ex. van de Bel. Uitsp. heeft gezonden. Ik weet niet uit kracht van welke relatie. Blijkens een vers van Clara v.S. van 1781: Aan mevrouw de Baronesse van Essen, geb. van Haeften heeft er ook een sympathieke verhouding bestaan tusschen de dichteres van Iets van M. en Clara van Sytzama. Zij wijdt aan dit bundeltje verzen een dankdicht voor de toezending.
In 1781 ontwaakt in haar nog eens de traditie van Bellingweer en geeft ze een rijmpamflet op de zege van Doggersbank in het licht.
In datzelfde jaar valt haar de benoeming tot honorair lid van het Leidsch Genootschap ‘Kunst wordt door arbeid verkregen’ ten deel, wat ze met een enthousiast dankdicht beantwoordt.
Hier doet zich de vraag voor: ‘Waarom is Clara van Sytzama niet met Bilderdijk in contact geweest, die in 1781 gewoon lid van het Genootschap was?’ Het antwoord is waarschijnlijk te zoeken in de richting van Clara's verwantschap met de van Rechterens, vrienden van Joan Derk v.d. Capellen. Blijkens een brief van Dominee Bacot (zie over hem dit woordenboek in voce), patriotsch predikant te Eenrum d.d. 2 April 1784, in bezit der famiie van Ittersum te Heemse, heeft Clara van Sytzama in correspondentie met hem gestaan en een lofvers gemaakt op zijn prijsvers op van der Capellen. Dat prijsvers heb ik nergens kunnen vinden, maar als zang en lofzang ergens zijn gepubliceerd, zou dit voldoende verklaren, dat B. van Clara's poëzie nergens heeft gerept. Het feit, dat zij dit vers in haar bundel van 1794 niet heeft opgenomen, wijst er echter op, dat zij zich later weer van de patriotsche ideeën heeft afgewend.
In de jaren 1792 en 93 bereikt Clara van Sytzama's productiviteit haar hoogtepunt, evenals de hoedanigheid van haar werk. Vooral waar het geldt de vertolking van haar leed: het verlies van den geliefde in Groningen en in hem den leidsman in het rijk der wetenschap, waarvan zij haar kunst afhankelijk meent, - is haar poëzie van alle tijden. Haar neiging tot wetenschappelijke studie vindt nog een eigenaardige uiting in haar: Kort begrip der geschiedenissen van Oud-Griekenland in 1802 te Coe-