[Swieten, Willem van (2)]
SWIETEN (Willem van) (2). Nog vermelden wij op dien naam: Willem v. Swieten, op 't huys te Amerongen, misschien een zoon van dien Willem v. Swieten te Montfoort, die (1428) Boudewijn v.S. zijn neef ⅙ deel verkocht, die wijlen Claes v. Swieten, zijn oom, had. Maar meer waarschijnlijk is hij te houden voor het onechte kind van den in bovenstaande artikelen meermalen genoemden Boudewijn, vader van de zeven mede vermelde kinderen (vgl. Wittert v. Hoogland I, 340).
In elk geval was deze Willem v.S. van Amerongen procureur-generaal en griffier van Holland (1472). Hij was Raad des hertogen van Bourg. in zijn land van Gelre en gehuwd met Catharina v. Amerongen. Hij bewijst 1475 voor Philips Ruychrock van de Werve en Jan Oem, leenman van Holland, zijn zoon Dirck een bepaalde som te (hebben) ontvangen uit zekere 22 morgen lands te Amerongen. Willem wordt ook genoemd op 1478, toen (17 Febr.) het huis te Amerongen aan Gijsbrecht v. Hemerten werd te leen gegeven (hs. aant. arch. Leiden). Willems dochter Marg(e)riet v.S.v. Amerongen huwt met Floris Oem v. Wijngaarden (kol. 858), griffier van Holland (1498) v. Balen geeft evenwel (II, 1341) op als diens vrouw Maria v. Swieten, dochter van Willem Willemszoon Dirk (zie deze kolom) (1472) echtgenoot van Simon Vrederick Willems, baljuw van Brielle. Zij, 1462 beleend voor Willem v. Boschuysen, jongste dochter, verwekt bij Machteld, dochter van Dirk v.d. Does, Raad van Holland (1498) (kol. 856). Nog een dochter van Willem v. Sw. v.A. was Anna, de vrouw van François v. Leeuwen, Raad van Holland, ambachtsheer van St. Oudemans Ambacht, baljuw van Schieland, van wier dochter Aagt (juffrouw v. Wieldrecht), de vrouw van Pieter Schaert reeds onder art. Dirk sprake was. Het kan niet deze Willem, maar moet de Willem v. Leyderdorp geweest zijn, die goed transporteerde aan Hendrik Hendriksz. v. Sw., daar dit geschiedde na den dood van zijn broeder Jacob (zie deze kol.). Deze Hendrik is misschien de bekendste Hendrik v.S. geweest, terwijl de vader degene zal geweest zijn, die het Godshuis (de Pieterskerk) beschonk (1412). De zoon zou dan de Hendrik kunnen zijn, op 1460 genoemd (in Arch. der Kloosters), maar
dan reeds voorkomende op 1445, toen hij naar aanleiding van het oproer met Pinksteren uit Leiden verbannen werd.
Daarna volgde ontheffing van den ban en de beleening van 1447. Ook is er een Hendrik v.