[Swieten, Pieter van]
SWIETEN (Pieter van), derde zoon van Gijsbrecht (1) en Catharina v. Diemen, wordt in een leidsche ms. aant. genoemd op 1473 als 1ste gasthuismeester van St. Katrijn. Hij was gehuwd met Maria v. Montfoort te Delft, die later hertrouwde met Cornelis Croesink, ridder (sinds 't bezoek van Max. aan Dordrecht in 1486, Nob. des Pays-Bas I, 14), heer van Zoetermeer, houtvester van Holland (zoon van Jacob C., rekenmeester in den Haag en te Mechelen en van Maria v.d. Does uit Z.-Holland). Zij, Pieter en Maria, hadden 1e. een zoon Gijsbrecht (zie art. Gijsbrecht (2)), 2e. een dochter Lutgaard (Lutgarde), die haar man Gerrit, zoon van Jacob v. Schoten en baljuw van Kennemerland 6 zoons en 2 dochters schonk, t.w.: 1e. Jacob, overl. op 't huis te Teilingen aan de zweetende ziekte in 1529, echtgenoot van Machteld Sonk(e) te Delft, dochter van Dirk en Juliana Beukelaars zij leefde als weduwe nog in 1546; 2e. Frans, die woonde bij den heer v. Cruyningen en stierf bij 't beleg van Therouanne (Artois) in 1536; 3e. Cornelis, priester, pastoor in (de) Beverwijk (1557); 4e. Willem, eveneens priester; 5e. Jan, wiens weduwe, Cornelia van Egmont, 1595 overleed; 6e. Gijsbrecht, ridder, zonder kinderen bij zijn vrouw Anna, bastaarddochter van Reynoud v. Brederode.
Verder twee dochters: 1e. Sophia, non ter Lee; 2e. Alijd, non in 't Zijlklooster te Haarlem.
Een andere Pieter v. Swieten was de zoon van Claes, een geestelijke, als hoedanig hij voorgedragen wordt tot de vicarie van sinte Katharina in het O.L.V. gasthuis op de ‘Hogelants kerkgrafft’ (2 Oct. 1520) (Arch. der Kerken Reg. 2301).
Lit. verder beneden.
Kooperberg