Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 821]
| |
het verwoeste klooster te Zeelhem in het refuge te Diest was overleden, 1600, werd van Stompwijk belast met het bestuur der bezittingen van het klooster. De weinig nog overgebleven monniken verspreiden zich en hij nam zijn verblijf te Leuven. 1602 keerde hij met drie monniken naar Diest weder, deed het oude klooster in Zeelhem eenigszins bewoonbaar maken en vestigde zich aldaar 1604. Door gebrek aan middelen werden de gebouwen langzaam hersteld. 1614 bezocht aartshertog Albert het klooster en verleende den prior een geschenk om de kerk te voltooien, welke 1616 gereed kwam. Voor zijn dood mocht de prior het klooster, waarvoor hij zoo geijverd had, grootendeels weder opgebouwd zien. Tijdens zijn verblijf te Brugge bewerkte hij uit 't Specuto Morali van den kardinaal Joannis Vitalis een Compendium door Petreus overgenomen in zijn Bibliotheca Cartusiana. Zie: Fr. Raymakers, Hist. Oogslag voorm. Karthuiserklooster te Zeelhem (Brus. 1863) 54-59, 66; Foppens, Bibl. Belg. II, 1129; Morotius, Theatrum Chronol. Cartus. Ord. (Taur. 1681) 138; Hist. Ep. Ultraj. 54. Fruytier |
|