afloop van den veldtocht van 1794 ontnam hem zijn laatste illusiën. Hij bleef echter tot het einde op zijn gevaarlijken post, ook na de door hem sterk afgekeurde uitwijking van de stadhouderlijke familie op 18 Jan. 1795. Den 4den Febr. werd hij met Bentinck, als de voornaamste hoofden der gehate stadhouderlijke regeering, door de nieuwe patriotsche machthebbers gevangen genomen en eerst in de Gevangenpoort, 16 Oct. in het Huis ten Bosch opgesloten, waar zijne handelingen als raadpensionaris aan een streng onderzoek werden onderworpen onder leiding van den heftigen democraat Valckenaer, toen hoogleeraar te Leiden. Men kon echter niets werkelijk bezwarends tegen hem vinden, ook na scherp onderzoek zijner papieren. 10 Febr. 1796 werd hij in ‘voorloopige bewaring’ toch naar het kasteel te Woerden overgebracht, waar hij drie jaren in gevangenschap leefde en zich met letterkundig werk bezigheid. Eerst 20 Dec. 1798 werd hij mèt alle andere staatsgevangenen op aandrang der thans gematigde fransche regeering losgelaten en kwam bij zijne familie in IJselstein wonen. Uit vrees voor inderdaad niet ondenkbare nieuwe arrestatie tijdens den inval der Engelschen en Russen in 1799, week hij 10 Aug. heimelijk naar Lingen uit. Hij heeft er den Erfprins van Oranje, die er toen zijn hoofdkwartier had, met raad gediend, totdat hij 7 Mei 1800 onverwacht stierf. Hij was 1759 gehuwd met Digna Johanna Ossewaarde, bij wie hij 16 kinderen had, van wie 5 zoons en zes dochters hem overleefden.
Van hem, behalve een aantal brieven en memoriën, gedrukt door de Jonge, als Documents sur la Restauration in Ned. Rijksarchief I, 304 en bij Colenbrander, Gedenkstukken, dl. I-III, schreef hij: Specimen inaug. De formis negotiationum in jurisprudentia romana (L.B. 1758); Verhandeling over den oorsprong en de historie der vaderlandsche rechten (Goes 1769); Verh. over de opkomst, het gezag en den ondergang der aloude hooge of grafelijke vierschaar in Zeeland (Werken Zeeuwsch Gen. dl. II); Gedachten over het zamenstel onzer hedendaagsche burgerlijke rechtsgeleerdheid (Goes 1777); Historie van de Satisfactie van Goes (Goes 1777); Missive aan een heer in Zeeland over de militaire jurisdictie (Middelburg, z j. (1777)); Algemcene kundigheden voor den gemeenen man van regten (Goes z.j.); Ontwerpen van de Unie van Utrecht (Goes 1778); Bundel van onuitgegeven stukken, dienende ter opheldering der vaderl. historie enz. (2 dl., Goes 1780/3); Over de armoede en bedelarij (Goes 1780; den Haag 1805); De geest van het politiek systema van de regeering van Amsterdam (anon., 1781); Brief van een heer in Holland geschreven aan een heer in de regeering van Zeeland (anon., Dordr. 1783); Nadenking van eenen staatsman wegens zijn ministerie in Holland (z. pl. (Rotterd. en Leiden) 1800); Schets der regeerkunde (Amst. 1801); Brieven en negotiatiën van mr. L.P.v.d.S. (3 dl. Amst. 1803).
Vergelijk over aan hem toegeschreven geschriften Knuttel, Pamfl. Catal. no. 20417 vlg., 21294, 21635, 21710.
Schilderijen door P. Oets en een onbekende. Prenten door R. Vinkeles.
Over hem: Vreede, L.P. van de Spiegel en zijn tijdgenooten (4 dl. Middelb. 1874-77); van der Meulen, Studies over het ministerie van V.d.S. (Leiden 1905).
Blok