zou ten dienste staan, en met alle zedigheid en omzichtigheid preeken’. Aangrijpend is het verhaal van het afscheid van zijne vrouw, vóór hij uit de gevangenis naar het oord van zijne verbanning werd uitgeleid. Zijne kinderen mocht hij daartoe niet eens ontvangen. Reeds waren er nu ongeveer 25 remonstrantsche predikanten te Waalwijk. Van 30 Sept. - 4 Oct. 1619 hielden zij hunne vergadering te Antwerpen.
Speenhoven was, evenmin als de andere utrechtsche predikanten, den 14en Jan. 1610 te Gouda; maar later sloot hij zich toch aan bij de ‘vijf artikelen’ van de Remonstranten, aldaar en toen opgesteld. In 1611 schreef hij aan Becius dat hij eerst het beloop van de haagsche conferentie wilde afwachten, voordat hij met dezen kon medearbeiden aan de voorbereiding tot een nationale synode. Met Wtenbogaert was hij meermalen in drukke correspondentie. In 1611 examineerde hij Paschier de Fijne. Zijne weduwe kwam ten laste van de remonstrantsche broederschap. Hij stierf plotseling ten huize van Pieter Joosten van Ruiven, gewezen vroedschap te Delft, bij wien hij woonde. Zijn lijk werd heimelijk in een achterschuur begraven. Het werd ontdekt, maar het bleef daar.
Zie: Kerkelijk Handboek 1907, Bijl. 119; 1910, Bijl. 166; Reitsma en van Veen, Acta III 65, 360; V 206, 254, 261, 264, 266 v., 269 v.; VI 294-344, 361-365; VII 206; G. Brandt, Historie der Reform. III (Rott. 1704) 390-393, 943-957; H.C. Rogge, Joh. Wtenb. (Amst. 1874/76) I 241, 243; II 21, 115, 135, 146, 165, 441, 465 v.; III 9; J. Tideman. Stichting Rem. Broedersch. (Amst. 1871) I 22, 67, 77, 98, 142, 241; Biogr. Naaml. (1905), 96, 306 v., 310; Catalogus van Handschriften op de Bibl. der Rem.-Geref. gem. te Rotterdam (Amst. 1869), no. 288, 1783.
Knipscheer