Generaal Sontag heeft met vele Hollanders in betrekking gestaan. In October 1795 was hij te Southampton als luitenant-kolonel aide-decamp van generaal Abercromby, die aan het hoofd van 15000 man naar West-Indië gezonden werd, om de fransche en hollandsche koloniën te veroveren. Niet onwaarschijnlijk is het te achten, dat hij in diezelfde betrekking in 1793 en 1794 bij het engelsche leger in de oostenrijksche Nederlanden en in onze republiek geweest is. In 1796 was hij op het eiland Barbados, in 1797 weder terug in Engeland. Als Hollander is hij in Engeland een vraagbaak geweest bij de voorbereiding voor de engelsch-russische expeditie in 1799 in ons land, die in hoofdzaak ten doel had, om het Huis van Oranje hier te herstellen. Weder als adjudant van Abercromby, nam hij aan die expeditie deel: en toen de prins van Oranje (later koning Willem I), in Noord-Holland aangekomen, de krijgsgevangen gemaakte bemanning van het bataafsche eskader met de overgeloopen en krijgsgevangen gemaakte manschappen van het bataafsche leger tot een kern voor het nieuw op te richten hollandsche leger zou organiseeren en daarvoor natuurlijk geld, kleeding en wapenen noodig had, werd hem door den engelschen opperbevelhebber, den hertog van York, luitenant-kolonel Sontag toegevoegd als engelsche commissaris bij de hollandsche troepen, om met hem dit alles te regelen. Nadat de expeditie onverrichterzake in Engeland was teruggekeerd, en de bovengenoemde krijgsgevangenen op het eiland Wight tot eene in engelschen dienst staande ‘Dutch brigade’ waren geformeerd, bleef Sontag in diezelfde administratieve functie werkzaam; en toen die brigade in 1802, na het sluiten van den vrede van Amiëns, werd ontbonden, werd hij belast met het uitbetalen van de
‘allowance’, door de engelsche regeering aan de aan Oranje trouw gebleven officieren toegekend, hetgeen hij als ‘Inspector general of all foreign allowanced officers’ tot 24 December 1814 is blijven doen. Op dien datum werd die uitkeering nog genoten door 3 generaal-majoors (7½ sh. daags), 57 hoofdofficieren (5 sh.), 147 kapiteins (3 sh.) en 631 luitenants, vaandrigs, kwartiermeesters, auditeurs en chirurgijn-majoors (2 sh.); het jaar berekend op 364 dagen, en het pond sterling op ƒ 11.-, was dit jaarlijks een bedrag van ƒ 420.247.-2. De hieraan verbonden administratieve werkzaamheden zijn niet gering te achten, als men daarbij in aanmerking neemt, dat het dien officieren vrijstond, zich op het vasteland te vestigen, waar zij verkozen.
Vóórdat deze taak voor hem ten einde liep, werd Sontag ook geroepen tot deelneming aan de tegen Zeeland gerichte expeditie in 1809, die voornamelijk de verovering van Antwerpen ten doel had. Hij was toen tot den rang van generaal-majoor opgeklommen, en werd, nadat de engelsche troepen op het eiland Walcheren ontscheept waren, 2 Augustus benoemd tot kommandant der stad Middelburg. 11 November werd hem door generaal Don nog grooter gezag opgedragen, toen hij werd aangesteld tot president der provisioneele regeering van Walcheren, in plaats van den landdrost. De expeditie liep toen evenwel al naar het einde. Sontag's laatst in het openbaar uitgevaardigd bevel dateerde (volgens welwillend verstrekte inlichting van den gemeente-archivaris van Middelburg) van 11 Dec. d.a.v., en had betrekking op overbrenging van geweren naar het stadhuis en