lants in Nyeklooster veel voortreffelijke dingen tot stand kunnen brengen. Na afloop is zij opnieuw naar Diepenveen teruggekeerd. Niet lang daarna ontmoeten wij haar als priorin te Gent in St. Maria in Galilea, alwaar zij is gestorven,
‘toen het daar op een goeden voet gekomen was’.
Zie mijn uitgave van ‘Handschr. D (Gron. 1903-04), 192, 214, 216, 243-244, 249; W. Moll, Kerkgesch. v. Ned. vóór de Herv., II, st. 2 (Arnh. 1867), 16; J.G.R. Acquoy, Het klooster te Windesheim II (Utr. 1876), 360-361; III (Utr. 1880), 193, 198, 219; Arch. aartsbisd. Utrecht, XXXIII (1907), 326; W.J. Kühler, Johannes Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen (Rotterd. 1908), passim.
Brinkerink