[Someren Brand, Simon van]
SOMEREN BRAND (Simon van), geb. te Gorinchem 1752, overl. te Dordrecht 8 Febr., begr. 13 Febr. 1800, was de zoon van Cornelis van Someren Brand, schepen te Gorinchem.
Hij studeerde te Utrecht in de theologie en was gedurende zijn studententijd lid van het genootschap Dulces ante omnia musae aldaar. Den 9. Juni 1774 verdedigde hij een Dissertatio moralis de legibus divinis positivis universalibus (Utrecht, 1774) 4o., werd vervolgens predikant te Vuren en Dalem, te Maasland, te Maassluis, te Zutfen en 27 Juni 1797 te Dordrecht, waar hij 5 Aug. zijn intrede deed. Hij was een welsprekend redenaar en uitstekend theoloog. Tevens beoefende hij de oudheidkunde, taal en letteren. Hij was gehuwd met Johanna Jacoba van Hees. Bij zijn overlijden, na een ziekte van slechts weinige dagen, verschenen tal van rouwgedichten enz. o.a.H. Hey, Treur- en Troostgalm... K. van Trigt, geb. Hofman, De Rouwklagende Godsdienst .... J. Ignatus, Klaag- en Treurklagt over het afsterven .... H.F. Adams, Rouwklagt over het onverwagts afsterven .... A.J. de La Faille, geb. Brand, Lijkzang ter gedachtenis van myn getiefden broeder .... W. van der Jagt, Op het overlyden van ......., B. Horché, Klaaglied tot God .... A. Kimijzer, Grafschrift op het zatig afsterven. enz. waarvan wij slechts de verkorte titels citeeren.
Zijn afbeelding door P.H. Revelman, door A. Zurcher gegraveerd werd, met een vierregelig gedicht van P. de Grient Dreux, uitgegeven. Voorts is er een silhouette rechts in ovaal get. door A. Meulemans, gegraveerd door J.C. Bendorp met een vierregelig vers en adres van H. de Haas; een grootere silhouette draagt alleen tot onderschrift S. Brand.
Zie: Schotel, Kerk. Dordr. II, 701-03. Aant. Bibl. gem. Dordr. 2875.
van Dalen