[Selcart, Albertus]
SELCART (Albertus), geb. ongeveer 1568, gest. 1615, van oud-Bommelsch priesterlijk geslacht, zooals blijkt uit twee grafsteenen bij den zuidelijken ingang van de kerk te Zalt-Bommel, en uit het z.g. Necrologium dat in het Stadhuis nog bewaard wordt (zie daarover Acquoy, Jan van Venray, 's Hert. 1873, blz. 174 en 1742). Huibert Selcart, de bekende bommelsche martelaar (1542), was zijn oom. Hij was predikant te Abbenbroek, op het eiland Putten (1591-1595), te Vianen (1595-1608), sedert dat jaar tot 1615 te Zalt-Bommel. Zijne vrouw, Stijntgen Morings (haar naam staat op een van de beide beven genoemde grafsteenen), is overleden 9 Nov. 1612. Haar voornaam komt ook nog in het Oudt-Doopboeckje (1609-1618) voor, in het Rijksarchief te Arnhem bewaard. Te Vianen is Jac. Trigland onder zijne leiding tot het predikambt gekomen. Op de zuidhollandsche synoden was hij vrij geregeld aanwezig; ook de geldersche van 1609 en 1612 zagen hem in haar midden; die van 1609 benoemde hem tot assessor. Op 29 Sept. 1616 hertrouwde Catelijntgen van der Elst (blijkbaar was Albertus Selcart vóór zijn dood in 1615 hertrouwd), weduwe van Albertus Selcart, met Willem Goverts van Nijenhuijsen, ‘weduwnaer’. Rogge zegt, dat Selcart met Henricus Leo, die ook te Zalt-Bommel predikant was sedert 1599, partij koos voor de Remonstranten. Hij meende ongetwijfeld dat de Remonstrantsche gevoelens in de Gereformeerde Kerk geduld behoorden te worden. Het genoemde doopboek vermeldt op 27 Febr. 1610 dat Selcart als ‘peter’ stond over den doop van twee kinderen van Aelbert de Bruijn; en op 22 Maart 1612 dat Henricus Leo naast ‘Stijntgen’ (ongetwijfeld de vrouw
van A. Selcart) als ‘meter’ stond over den doop van ‘Hendrixken, tkijnt Wilhelmi Remoutii, predicant des Francoysen garnesoens alhier’, nl. te Zalt-Bommel.
Zie: Reitsma en van Veen, Acta II, 372, 424; III, 2, 39, 62, 78, 98 v., 121, 139, 158, 209, 226; IV, 171 v., 177, 198; Kerkel. Handb. 1907, Bijl., blz. 100, 162, 169; Acquoy,