Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 704]
| |
vaderstad. Hij was ook sedert 1607 raad in de vroedschap aldaar. In 1618 werd hij bij de verzetting der wet door Maurits als aanhanger van Oldenbarnevelt afgezet als raad. In 1624 werd hij van onrechtzinnigheid beschuldigd, en, hoewel hij aanbood de Dordtsche canones te onderteekenen, uit zijn recloraat ontslagen. Hij werd evenwel reeds den 1. Februari 1625 in gelijk ambt benoemd te Leiden; hij bleef daar in functie tot 1642, toen hij om het bereiken van den zeventigjarigen leeftijd eervol ontslag vroeg. Hij heeft verschillende werken nagelaten. Op hoogen leeftijd gaf hij uit Hartemum sive urbis Hartemensis incunabula, incrementa. fortuna varia, in pace, in bello .... (Leiden 1647, 40). Hij zelf vertaalde dat werk onder den titel: Harlemias ofte om beter te seggen, de eerste stichtinge der stadt Haerlem, het toenemen en vergrootinge derzelve, hare seldtsame fortuyn en avontuer in vrede, in oortogh, belegeringe, harde beginselen van de eerste reformatie enz. (Haarlem 1648, 4o; tweede druk ‘vermeert met historische aantekeningen tot 1750’, Haarlem 1754, 4o; 3e dr. Amsterdam 1765, 4o). Dit werk bevat in de drie eerste boeken de geschiedenis van Haarlem tot 1636; het vierde geeft de grafelijke keuren en privilegiën; het vijfde beschrijft den regeeringsvorm; het zesde geeft een biographisch overzicht van de mannen van beteekenis, die in Haarlem hebben geleefd. Schrevelius huwde den 25. Juli 1599 te Alkmaar met Maria van Teylingen, dochter van Augustijn van Teylingen en Brechtje Hercules, geb. in 1570, gest. 26 Juli 1652. Schilderij door F. Hals. Prent door J. Matham, J. Suyderhoef. Teekening door F. Hals. Zie: de Wind, Bibl. der Ned. geschiedschr. 487 vlg., 593; Dietsche Warande 1890, 503 vlg., 589 vlg.; Nijhoff, Bibl. v. Ned. plaatsbesch. 68 vlg. Brugmans |
|