[Schouten, Wouter]
SCHOUTEN (Wouter), ged. 2 Sept. 1638 te Haarlem, overl. aldaar Oct. 1704. Op veertienjarigen leeftijd kwam S. te H. bij een bekwaam chirurgijn in de leer; den 6en Maart 1658 werd hij na een examen tot onder-heelmeester in dienst der O.I. Comp. aangenomen. Den 16en April 1658 vertrok hij naar Indië, waaruit hij in Dec. 1664 weer terugkeerde. Het verhaal van zijn verblijf in Indië gaf hij in een reisverhaal, getileld Aanmercktijcke Voyagie, gedaan door Wouter Schouten naar Oost- Indiën (1676). Na zijn reis vestigde hij zich te Haarlem als chirurgijn en kreeg spoedig een groote praktijk. In 1692 werd hij verkoren tot bestuurder, ‘vinder’, van het chirurgijnsgilde. Hij gaf in 1694 een werkje uit getiteld Het gewonde Hooft, of korte verhandeling van de opper-hooftswonden en Bekkeneelsbreuken, van de Wonden des Aangesigts en van de Wonden des Hats (2de druk 1726). Een tweede werk, geheeten Verhandeling der tegennatuurlijke Gezwellen verscheen eerst na zijn dood in 1727.
S. was een bekwaam en eerlijk heelkundige. Zijn werken zijn het lezen zeer waard en bevatten verscheidene merkwaardige observaties. Zij geven tevens een denkbeeld van het medisch werken en handelen uit zijn tijd.
S. is tweemaal gehuwd geweest. De eerste maal met Adriana van Masschel (overl. 8 Mei 1679), de tweede maal (25 Febr. 1680) met Maria Wendel.
Prenten door Chr. van Hagen en een onbekende.
Zie: Baumann, Een Haartemsch chirurgijn uit de XVIIde eeuw.
Baumann