[Schelle, Pieter van]
SCHELLE (Pieter van), geb. 16 Juli 1749 te Rotterdam, overl. 28 Febr. 1792 te Duinkerken. Hij liet zich 29 Maart 1765 te Leiden als medicus inschrijven en vestigde zich aldaar ook als geneesheer. Toen Bilderdijk er in de rechten studeerde (ingeschr. 19 Mei 1780) geraakte hij ook met van Schelle bekend, met wien ‘eene wederzijdsche poëtische zucht’ hem vereenigde en wien hij rekent onder ‘de dichterlijke genieën door de kennis der ouden gekweekt’. Van Schelle had in 1772 een lied gedicht op de geboorte van den Erfprins, den lateren koning Willem I, maar mettertijd sleepten de patriotsche gevoelens hem mede en werd daardoor de band met B. verbroken, die, na zijn terugkeer uit zijne ballingschap, 's mans dood vernam maar naar geene bijzonderheden vroeg, als zijnde ‘niet nieuwsgraag en wel het minst neerologisch’.
Toch bezorgde hij in 1825 eene uitgave (bij J. de Vos en Comp. te Dordrecht) van v. Schelle's Heroïden of Heldinnenbrieven, geprezen o.a. door Valckenaer en Collot d'Escury. ‘Het is of men Ovidius in het Hollandsch leest.’ In de brieven van Michal aan David, van Hagar aan Abraham, van Jempsar (Potifar's vrouw) aan Jozef, van Susanna aan Jojakim vonden tijdgenooten een smaak, een gevoel, een kieschheid, waardoor ze het gelijksoortig werk van Macquet overtroffen.
De Mij. der Nederl. Letterkunde bezit een exemplaar, waarin Bilderdijks ‘Voorberigt’ in handschrift is ingeplakt, met een naschrift dat in de gedrukte ontbreekt.
G.J.C. Bacot gaf zijn te Duinkerken geschreven Vaderl. Almanak uit als Nagelatene opwakkeringen tot vaderlandsche moed en vryheidsliefde. (Duinkerken 1792). Van zijn patriotsche gevoelens getuigt ook zijne uitgave (met P. Vreede en F.A. van der Kemp) van Cataloque raisonné des Tableaux van aanhangers van het Huis van Oranje, in antwoord op een gelijksoortig werk van de Oranjepartij. Terwijl hij in 1772 eene bewerking gaf naar het Latijn door Mr. C.A. van Wetstein als Leyden van het beleg der Spanjaarden verlost, schreef hij ook een lofdicht op Lefrancq van Berkhey's Het verheerlijkt Leyden, 1774: ‘.... Nooit trof men schooner stof, nooit grooter dichter aan.’ In 1887 week hij met tal van patriotten uit en vestigde zich te Duinkerken. Daar richtte hij eene ‘Hollandsche drukkerij’ op, waar ook zijne Duinkerksche historische courant van de pers kwam. Hij overleed aan eene ‘allerhevigste borstontsteking’ en werd op het kerkhof der ‘onroomschgezinden’ begraven. J. 't Hooft Jzn. herdacht hem in een lijkdicht, zijner egade opgedragen, hem die nu ‘leeft eindeloos van 't zaligst heil doordrongen, / met Barnevelt door 't zwaard ontzield/ En 't edel Broederpaar door 't woedend grauw vernield,/ Wier lof hij menigwerf heeft op zijn lier bezongen.’
Hij was gehuwd met Charlotte Pasteur. Hun zoon Jan David gaat vóór.
Zie: Lefrancq van Berkhey, Het verheerlijkt Leiden (40); Helen Lincklaen Fairchild, Francis Adrian van der Kemp,