[Sareye, Jan Maartensz.]
SAREYE (Jan Maartensz.), geboortig van Nieuwpoort in Vlaanderen, rector te Leiden. Hij was de opvolger van Christiaan van Wijnoxbergen en werd benoemd 10 Nov. 1537, voor een half jaar, op vijf ponden vlaamsch. Bij het eindigen van zijn halfjaar herbenoemd, nam hij in 1542 ontslag. Maar in 1558 vinden wij hem terug als conrector op 31 gld. en het jaar daarop als rector op 124 gld. Het is dan, dat hij als conrector naast zich heeft den bekenden hervormer Petrus Bloc cius (II 180). Doch reeds in 1561 geeft de vroed schap hem ontslag en zien wij hem opvolgen door Mr. Sebastiaan Reyniersz en de gebr. Jan en Gijsbrecht Jansz., allen priesters. Dit wettigt het vermoeden dat beiden werden ontslagen als der nieuwe religie toegedaan (wat Bloccius stellig was), maar zekerheid is er niet. Want bij afkondiging van 25 April 1562 bepaalde de stadsregeering, overeenkomstig beider verzoek van 7 Nov. 1561, dat zij bij uitzondering eene bijschool voor jongens van boven de zeven jaar zouden mogen houden, ten getale van twintig en niet daarboven, voor een tijdvak van drie jaren. Zij zouden vrijdom van accijns van de stads- en Delftsche bieren hebben, doch den rector der Groote school voor elken leerling 16 st. per jaar uitkeeren. Want de bijscholen, als der Groote school zware concurrentie aandoende, waren some geheel verboden, soms onder bezwarende bepalingen toegelaten. Zou de regeering aldus gehandeld hebben, zoo beiden in 1561 om ketterij waren ontslagen? Ja meer, toen de drie jaren om waren, wendde Sareye zich tot de regeering en verzocht, daar hij oud en van ‘tendre complexie’ was, zijn leven lang de bijschool te mogen houden, welk verzoek men hem toestond bij resolutie van 10 Nov. 1564.
Sareye had twee gehuwde zoons, Maarten en Jan, die wij 23 Nov. 1569 zien ingedaagd wegens het verbergen van een kind van Frans Backer.
Wij kennen van zijne hand Grammatices prima rudimenta; Syntaxeos Graecae et Latinae methodus, Antv., 1554.
Zie: Val. Andreas, Bibl. Belg. 558; L. Knappert in Leidsch Jaarb. I, 129 vlg. 133-136, waar men ook de archivalia, op S. betrekking hebbende, vindt.
L. Knappert