Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 628]
| |
in dienst gekomen, heeft daarna den staat gediend als luitenant, en werd begin 1668 extra-ordinair kapitein bij de admiraliteit van Amsterdam, daarna in 1669 gewoon kapitein bij dat college. Hij maakte in 1670 den tocht mede van v. Ghent tegen de Algerijnen en werd beloond met een gouden keten en gedenkpenning. Bij den slag van Solebay geleidde hij de branders naar den vijand en werd in dien slag gewond; voert daarna bij de binnenlandsche verdediging des vaderlands het bevel over een compagnie gewapende matrozen. In 1673 is hij in Juni aanwezig bij den slag van Schooneveld, en vervolgens bij den beroemden slag van Kijkduin, waar zijn schip geplaatst was onmiddellijk vóór dat van zijn vader, den opperbevelhebber. Hij werd daarna wegens zijn heldenmoed, in de laatste gevechten betoond, bevorderd tot schout-bij-nacht, en vergezelt als zoodanig in 1674 zijn vader naar West-Indië, haalt daarna in 1675 als bevelhebber van een smaldeel een convooy koopvaarders uit de Middellandsche zee. In 1676 vervangt hij den schout-bij-nacht Almonde als bevelhebber der schepen in de Oostzee, toen laatstgenoemde naar de Middellandsche zee ging om den gesneuvelden luitenant-admiraal-generaal de Ruyter te vervangen. Den titel van hertog, welke na den dood van zijn vader op hem overging, wees hij af doch aanvaardde dien van baron. Hij bevond zich in 1678 bij de 2e hulpvloot naar de Middellandsche zee onder opperbevel van Cornelis Evertsen en nam deel aan het gevecht tegen de fransche vloot onder graaf de Chateau-Regnaud, waarbij zijn schip zwaar beschadigd werd. Hij werd in datzelfde jaar bevorderd tot vice-admiraal bij de admiraliteit van Amsterdam. Geschilderd portret door F. Bol in het Mauritshuis. Zie: de Jonge, Geschiedenis van het Zeewezen; D.F. Scheurleer, Onze mannen ter zee in dicht en beeld. 1912. Herman |
|