van militair-intendant in den tegenwoordigen tijd, evenwel met dit onderscheid, dat zij in hoofdzaak eene controleerende was. In dien tijd nl. waren aannemers volgens aangegaan contract verplicht tot levering van alle benoodigdheden van het leger, zoowel in garnizoenen als in kampen of kantonnementen, zoowel in vredes- als in oorlogstijd. Eerst als de aannemers niet of niet voldoende aan hunne verplichtingen voldeden, moesten de commissarissen van oorlog raad schaffen.
In welke lastige omstandigheden een commissaris van oorlog kon geraken, ondervond Rittner reeds 27 Sept. 1796, toen hij, als zoodanig dienstdoende bij de divisie van generaal Daendels, te Arnhem voor de schulden van het gouvernement gerechtelijk werd gearresteerd en eenigen tijd gevangen gehouden (Mendels, Herman Willem Daendels, 110).
Was dit slechts eene toevallige onaangenaamheid van geheel tijdelijken aard, in het jaar 1799, bij de landing der Engelschen en Russen in Noord-Holland had hij, in dezelfde betrekking bij het bataafsche leger te velde geplaatst, gedurende drie maanden met de grootste moeilijkheden te kampen, die hij in zelfverloochenende plichtsbetrachting en met stalen volharding heeft weten te overwinnen, daarin met groote toewijding bijgestaan door de municipaliteiten van Alkmaar, Haarlem en Amsterdam.
De bataafsche divisiën waren geheel onvolledig uitgerust te velde gezonden; den voornaamsten aannemer (van de vivres) joeg Rittner spoedig weg, omdat die niet voor zijn taak berekend was, en tot overmaat van ramp werd hij met administratieve bezwaren lastig gevallen door den agent (minister) van oorlog, die zich geen begrip van de moeilijke omstandigheden, waarin de commissaris verkeerde, kon of wilde vormen, en die hem, wegens den geldnood, slechts bij kleine hoeveelheden tegelijk de zoo hoog noodige geldmiddelen kon toezenden. Maar Rittner ontzag zich niet, om ook den minister van oorlog op zijn verplichtingen te wijzen: ‘Alle zwarigheden hoegenaamd schrikken mij niet af. Ik zal ze ook alle te boven komen, maar daartoe moet ik geld hebben ... Ik eisch van U, burger Agent, in naam des Vaderlands op een en ander redres en ondersteuning’; of op een anderen datum: ‘Ik moet U nogmaals verzoeken, burger Agent, om het bedorvene niet nog meer te bederven, geene aanvragen, door mij gedaan, in suspens te houden of onbeantwoord te laten.’
Den toestand, waarin het leger verkeerde, legde hij op de navolgende wijze voor den agent van oorlog open: ‘buiten het zeer gebrekkige artillerie-park, ambulances en eenige weinige fourgons voor de generaals is geen voerwerk voorhanden. Geen schop, geen spade, geen honweel, geen kruiwagens, in één woord, zonder in verdere détails te treden, niets is hier voorhanden; daarbij geen magazijnen in den omtrek. Dagelijks moet ik de middelen creëeren en de generaals en commandeerende officieren moeten zich van de termen van militaire executie bedienen, om zich dat te verschaffen (en dan nog zeer gebrekkig), waarvan de magazijnen en bijzonder de stad Alkmaar bij profusie moest wezen voorzien’. Rittner wist bijeen te krijgen, wat er zijn moest.
In het fransche leger, dat zijne eigene commissarissen van oorlog en aannemers had, begon de verpleging ook spaak te loopen, vooral in de eerste dagen na den terugtocht op 3 October