Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 558]
| |
leden. Hij onderteekende het Verbond der edelen en werd door Lodewijk van Nassau en Hendrik van Brederode met anderen afgevaardigd, om in Friesland verslag te doen van de omstandigheden, waaronder het Verbond was tot stand gekomen en van den inhoud. De afgevaardigden moesten de edelen tot aansluiting opwekken, welk doel door hunne zending grootendeels bereikt werd. Volgens een bericht zou zijn gedrag tijdens zijn verblijf in Friesland ergernis hebben gegeven, doch het is niet uit te maken, of dit bericht ook overdreven is. In 1567 was hij met Arend van Duivenvoorde als aanvoerder van troepen, in dienst van de verbonden edelen, in het klooster te Egmond en vervolgens in het klooster te Heilo gelegerd, vanwaar strooptochten door Holland werden ondernomen. In dezen tijd moeten zeker ook de feiten hebben plaats gevonden, die aanleiding hebben gegeven tot de beschuldigingen, die voor den raad van beroerten tegen hem zijn ingebracht. Hij zou in de kerk te Wassenaar de godsdienstoefening verstoord en den priester mishandeld hebben. Hij zou medegewerkt hebben tot het breken der beelden en de miskelk naar eene herberg hebben medegenomen, om er uit te drinken. In de vonnissen tegen Arend van Duivenvoorde en Cornelis van Assendelft wordt een gedeelte van hunne vergrijpen op rekening van Raephorst gesteld. Deze weigerde blijkens zijn vonnis den eed van trouw aan den koning te vernieuwen en alle verbintenissen tegen dezen te laten varen. Hij werd 23 Maart 1568 veroordeeld tot verbanning uit 's konings gebied met verbeurdverklaring van al zijne goederen. Hij was gehuwd met N.N. van Honselaer, doch had geene kinderen. Zie: Winsemius, Hist. (Leov. 1667) I p. 66 sq.; Carolus, De rebus Billaei (Leov. 1731) 6; Marcus, Sententiën van Alva 39, 49, 72, 81, 129, 169, 175, 445 vg.; te Water, Verbond der Edelen I, 95, III 243 vg. Haak |
|