hij het burgerrecht verkreeg, een groot handelshuis en bank stichtte. De grootste roem van Pieter Pot is zijne onbaatzuchtige vrijgevigheid en milddadigheid voor zijne arme medemenschen. Zoowel in het Oosten als in zijn vaderland gaf Pieter Pot een ruim gedeelte van zijn overvloed aan den hulpbehoevende. Een groot aantal nog bewaarde documenten getuigen hoe edelmoedig hij met personen van alle standen leeningen aanging. Hij bouwde na raad met zijn echtgenoote op zijne eigendommen in de Munsterstraat een gasthuis bestuurd door drie priesters en eenige leeken, belast met het uitdeelen en de verzorging der spijzen aan de noodlijdende 1433. De hertog van Bourgondië bevestigde de gift van talrijke landerijen door Pieter Pot als inkomsten aan zijne stichting afgestaan. Tot meerdere zekerheid stichtte hij bij het gasthuis een prioraat St. Salvator voor de Cisterciënsers van Ysselstein, die met het bestuur van het gasthuis en met de armenverzorging belast werden. Niet alleen zijn prioraat, ook de Grande Chartreuse, de Karthuisers van Kiel bij Antwerpen en andere kloosterstichtingen ondervonden zijne vrijgevigheid.
1430 werd Peter Pot door keizer Sigismond in den adelstand verheven. De hertog van Bourgondië sloeg hem tot ridder. Later heeft de bekende genealoog Chr. Butkens, prior van het Potklooster, de titels van den stichter van zijn klooster opgesmukt o.a. door hem heer van Bautersem en Middelharnis te noemen, hierin nagevolgd door Henriquez en andere schrijvers. Peter Pot was gehuwd met Maria, dochter van Wouter Terrebroets, overl. 26 Febr. 1459. Zij hadden 5 zonen en eene dochter, die allen voorname huwelijken sloten.
Ten onrechte vermelden de geschiedschrijvers der Cisterciënsers, Cistercium bis Tertium 451, Chalemot, Series Sanctorum O. Cist. 274, enz., dat Petrus Pot na den dood zijner vrouw, hetzij als monnik of als convers het ordenskleed in zijne kloosterstichting aannam. Wel werd hij volgens het gebruik van dien tijd in het Cisterciënserhabijt en als stichter op de eereplaats in het koor der kerk van de priorij begraven, en aldaar een prachtmonument voor hem opgericht. Ten tijde der beeldstormerij werd dit kunststuk van beeldhouwwerk verwoest.
Bij testament liet hij nog vele legaten voor de armen o.a. voor Rotterdam en Gouda na. Het prioraat van Mariendonk bij Heusden gedacht hem op 20 Aug. als weldoener (H.S. Staatsarchief Gent). Zijn portret is afgebeeld op een gravuur in Fland. Ill., 1e ed.
Zie: Inscriptions funéraires de la province d' Anvers IV, p. XCIII-XCV, 219, 221; Mertens en Torfs, Gesch. van Antwerpen III, 52; Henriquez, Menol. Cist. ad diem 20 Aug.; Biographie Nationale XVIII, 76-80, 82; Coenobiographia abbatiae S. Salvatoris in de verschillende edities van Sanderus Brabantiae Sacrae; Hist. episc. Ultraj. I, 343.
Fruytier