1684 werd gedoopt. De moeder had daarvòòr lang gesukkeld, o.a. toen zij Sept. 1682 met haren man Amsterdam had bezocht, nu, na hare bevalling, in Juli, reisde zij weer daarheen, waarbij de tiendaagsche(!) overtocht haar geen goed deed. 16 Febr. 1685 behoorde Gerhard tot de vertegenwoordigers der fransche en nederlandsche gemeenten, die Jacobus II bij zijne troonsbestijging kwamen begroeten. 28 Aug. deszelfden jaars volgde zijn beroep naar Amsterdam. In de brieven van kerkeraad en burgemeesteren aan die van Londen treft ons de toon van trots. ‘Omnis comparatio odiosa, maar sal alleen dit seggen tot motiven, onse gemeijnte is bloeyende en talrijk, tusschen de veertich en vijftich duysent ledematen, soo dat ons, onder correctie, soodanich een groote gemeente onder één consistorie onder het gereformeerde christendom niet bekent en is’. Het getal van veertig à vijftig duizend lidmaten komt vrij wel overeen met dat hetwelk Anna Maria van Schuurman in haar Eukleria voor 1670 opgeeft en dat tot zulk eene zonderlinge vergissing aanleiding gaf. De toon van den londenschen kerkeraad daarentegen is die des beklags: na al de diensten, in den loop der jaren door zijne gemeente den geloovigen van het vasteland bewezen en in het bijzonder den burgers van Amsterdam, schijnt het hem wel zeer hard, dat Amsterdam, met zulk een overvloed van begaafde mannen, nu heelemaal uit Londen een getrouwen dienaar komt wegrooven, terwijl daar zulk een gebrek bestaat. Daar echter Ds. van der Port het beroep al aannam (misschien had hij al beloften gegeven tijdens zijn verblijf in Juli 1684) kan de kerkeraad niet anders doen dan zich bij de zaak neerleggen. 28 Oct. 1685 is hij te Amsterdam bevestigd, 30 Nov. schrijft hij een brief
naar Londen met hartelijke dankbetuiging voor de liefde hem steeds bewezen en vraagt meteen attestatie voor zijne vrouw en voor broer en zuster Chitty. Hij heeft daarna de gemeente bij het zoeken naar een geschikten opvolger nog zijne diensten bewezen. Zijne talrijke bewaard gebleven brieven wekken den indruk van een verstandig en beminnelijk man. Zoo b.v. als hij 11 Maart 1682 aan de hollandsche gemeente te Sandwich schrijft, die moeielijkheid had met haren leeraar Frans Drost: ‘indien gij eenige zwakheid in hem bevindt, vergeet niet, dat de Heer zijne gaven plaatst in aarden vaten en dat gij den man niet verbitteren moet op grond van enkele fouten’.
Er is een Cornelis van der Port, van wien in 1706 eene vertaling van Erasmus' Laus stultitiae verscheen. Hij kan de broeder van Gerhard of zijn zoon geweest zijn.
Zie: Eccl. Lond. Bat. Archivum ed J.H. Hessels III, 2, 2629-2632, 2635, 2646, 2648, 2649 vlg., 2656, 2661, 2663 vlgg.; The marriage baptismal and burial registers of the Dutch church London, ed. W.J.C. Moens 59, 128, 156; Register of the attestations... preserved in the Dutch church London, ed. J.H. Hessels, 116, nos. 1655 en 1656, vergel. 113 no. 1613; Croese, Kerkel. Reg. 122.
L. Knappert