tooien, welke 18 Juni 1501 werd ingewijd. Steeds vond de prior machtigen steun, hulp en raad in tal van moeilijkheden bij Adrianus van Utrecht, deken van St. Pieter te Leuven, later Paus. De priors van Antwerpen en Delft, maar vooral ook van Geertruidenberg Wilhelm. Bibautius, Biebuyck (kol. 37) kwamen hem steeds te hulp. Bibautius, tevens visitator, later generaal der orde, werd belast door het generaal-kapittel 1516 een verschil te vereffenen tusschen graaf Hendrik van Nassau en het Leuvensche klooster. Hij bracht een overeenkomst tot stand en verkreeg van den graaf de betaling van zulk een som, dat de prior Joh. Petri de eetzaal en het ziekenhuis kon bouwen, 1516. Door de priors van Brugge en van Delft, de visitatoren, was Johannes Petri 1504 plechtig als prior ingeleid, nadat het klooster op het generaal kapittel bij de orde was ingelijfd. Nog 20 jaar stond hij aan het hoofd van het klooster, dat steeds in bloei toenam, en waar vele Leuvensche studenten, vooral Hollanders, het kloosterleven aannamen. Op zijn
aanhoudend aandringen werd hij 1524 van zijn ambt van prior ontheven wegens zijn hoogen ouderdom en zwakheid. Het juiste jaartal van zijn dood wordt niet vermeld; 24 Mei staat hij opgeteekend in het necroloog van Nieuwe Licht O. Carth. Aldaar vindt men op 15 Juni een anderen Johannes Petri van Delft, karthuiser te Enghien, gedurende langen tijd prior te Sion bij Zierikzee. Een handschrift in de Bibl. Royale te Brussel Corona Cartusiana bevat een opdracht aan den prior van Leuven Joh. Delphus en eene vertaling van een bekenden franschen roman door Joh. Delphus Historia de itinerario probi militis et baronis de Traysignies (F. 168-256).
Zie: Analectes hist. eccl. Belg. XIV (1877) 246-299; XVI (1879), 216; Bijdr. Meded. Hist. Gen. Utrecht IX (1886) 271; J.v.d. Gheyn, Catal. Manuscrits Bibl. Royale Belg. VI (1906) 752, no. 4529.
Fruytier