kasteel Corneille, bij Laon, 25 Jan. 1656 in den ouderdom van 84 jaren is overleden. Hij moet evenwel ook nog vóór 1626 in een ander fransch regiment in onze republiek gediend hebben, hetgeen eenige bevestiging vindt, in de omstandigheid, dat hij 11 Febr. 1607 in het huwelijk trad met gravin Anna van Sedlnitzky, de in rechte lijn later eenige afstammelinge van Peter v.S. Deze Boheemsche graaf had om zijn overgang tot den protestantschen godsdienst zijn land moeten verlaten, en zich hier bij de partij van den opstand tegen Spanje aangesloten. Hij was een van de vreemde bevelhebbers, die bijna van den aanvang af (in 1577 had hij in Holland reeds het commando over een vendel) met de Hollanders den vrijheidskrijg gestreden en zich door zijne kunde en zijne ervaring een zeer voorname plaats verworven heeft. De door Sedlnitzky sinds 1590 bekleede betrekking van sergeant-majoor-generaal van het leger was toch de hoogste betrekking in het leger (een generaals-betrekking) na die van den kapitein-generaal, dien hij op zijne meeste tochten vergezelde, wiens vertrouwen hij bezat en wiens rechterhand hij was in de leiding en de uitvoering der krijgsondernemingen [zie III, 1158; ook Journaal van Anthonis Duyck, uitgegeven door Lodewijk Mulder ('s Gravenhage en Arnhem 1864) II, 513, 519, 646; III, 122, 141, 146, 154, 157, 162, 432, 439, 483, 485; en F.J.G. ten Raa en F. de Bas, Het Staatsche leger 1568-1795 (Breda, De Kon. Mil. Academie 1910-1915) I, II en III, naamregister].
Door genoemd huwelijk zijn Isaac de Perponcher en Anna van Sedlnitzky de stamouders geworden van het geslacht de Perponcher Sedlnitsky; na het overlijden van Anna (1635), wier eenige broe der Ferdinand van S. haar in den dood was voorgegaan (1617), zijn naam, titels en bezittingen van de Sedlnitzky's op de Perponcher's overgegaan. Zij lieten drie zonen na: Pieter (1608-1677), Ferdinand (1610-1684) en Willem (1615-1676). Zie op deze namen.
27 Januari 1637 is Isaac voor de tweede maal in het huwelijk getreden met zijne nicht Magdalena de Perponcher, die o.a. de heerlijkheden Corneille en Entremencourt (of Autrementcourt) in zijn geslacht overbracht. Dit huwelijk is kinderloos gebleven.
Zie over hem: J. van der Baan, Wolfaartsdijk geschetst als eiland en ambachtsheerlijk-heid enz. (Goes 1866) 562, 563, 567; W.M.C. Regt, Grafzerken in de St. Sebastiaanskapel in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 17 Maart 1906; E. Wiersum, Grafschriften uit het Schotsche kerkje, in Rotterdamsch jaarboekje 1913: F.J.G. ten Raa en F. de Bas, Het Staatsche leger (Breda, de Kon. Mil. Academie 1917) IV, 247 en 248.
Koolemans Beijnen