sche leger in het regiment Stuart 23 Aug. 1793; doch verliet den dienst en het land na de omwenteling in 1795. Aan de oproeping van de prinsen van Oranje, om deel te nemen aan het zgn. Rassemblement van Osnabrück, gaf hij evenals zijne broeders dadelijk gehoor, waardoor hij zich in 1800 een plaats verwierf in de zgn. Dutch brigade op het eiland Wight. Na de ontbinding van dit korps (1802) is hij naar het vasteland teruggekeerd, en bij het weder uitbreken van den oorlog (1803) als engelsch geallowanceerd officier gearresteerd en als krijgsgevangene o.a. te Maastricht tot 1811 onder surveillance gesteld. 23 Oct. 1813 trad hij in pruisischen militairen dienst en werd hij ingedeeld bij het hoofdkwartier van het 3de legerkorps, aangevoerd door generaal von Bülow. De aangegeven datum, den dag volgende op dien, waarop von Bülow's korps na den slag bij Leipzig in westelijke richting optrok, wettigt het vermoeden, dat Panhuys zich bij dien commandant of bij diens chef van den staf, gen. von Boyen, heeft aangemeld en werd aangenomen met het oog op het hoogstwaarschijnlijk toen reeds bestaande voornemen, om de hollandsche departementen binnen te rukken. Hoe dit zij, Panhuys trok in het gevolg van von Bülow de hollandsche grens
over, en was tegenwoordig bij den overgang over den IJssel en de bestorming van Arnhem (17-30 Nov.). Met von Bülow zal hij naar den Haag gegaan zijn (5 Dec.), want zijn dienststaat vermeldt, dat hij 6 Dec. is opgetreden als fungeerend adjudant en tolk bij den russischen generaal von Phull (die met den prins van Oranje uit Engeland was gekomen). 16 Jan. 1814 werd hij aangesteld als kapitein bij den generaal-kwartiermeester-staf, in welke functie hij o.a. voor G.K. van Hogendorp als koerier dienst deed, om in verbinding te blijven met gen. von Bülow, nadat deze met zijn korps van Breda in zuidelijke richting was afgetrokken. Zoo woonde hij de inneming van Soissons bij (3 Maart 1814).
Na zijn terugkomst werd hij (23 Maart) als staf-officier ingedeeld bij het hoofdkwartier van de nieuw samengestelde ‘armee te velde’. Krijgsbedrijven hadden toen evenwel niet meer plaats; 30 Mei 1814 werd de eerste vrede van Parijs gesloten; 13 Juni d.a.v. werd de armee te velde ontbonden.
Aan den veldtocht van 1815 werd door van Panhuys deelgenomen als kapitein van den staf, ingedeeld bij het Ie legerkorps van het engelschnederlandsche leger, onder bevel van den toenmaligen kroonprins, later koning Willem II. Met zijne chefs, majoor van Gorkum en generaal Constant de Rebecque, heeft hij dus op hetstafbureau te Braine-le-comte de spannende uren doorgebracht, waarin, tijdens de afwezigheid van den prins van Oranje, in den namiddag en den avond van den 15en Juni de gewichtige besluiten werden voorbereid en de bevelen werden uitgevaardigd, die den strijd bij Quatre-Bras op den 16en Juni. als inleiding tot den slag bij Waterloo, hebben mogelijk gemaakt. Het werk van de stafofficieren in zulke dagen, vooral van hen, die in de ondergeschikte rangen dienen, treedt niet dadelijk in het licht. Daaraan kan het vermoedelijk toegeschreven worden, dat aan van Panhuys eerst 2 April 1817 het ridderkruis der Militaire Willemsorde werd toegekend.
Als majoor van den generalen staf, in welken rang hij 10 Juni 1830 werd aangesteld, was hij chef van den staf en adjudant in het 2de Groot militair commando (Friesland, Groningen, Drente,