wekte, o.m. Mr. Abraham Pandelaert advocaat te Dordrecht, Dr. Bernardus Pandelaert, geneesheer te Dordrecht (zie boven) en Gillis, die zijn vader in zijn ambten opvolgde. Pandelaert had een werkzaam aandeel in den bouw van het raadhuis te Oud-Beierland, waar op een steen zijn naam en wapen (in goud 3 roode raderen met 6 spaken) nevens die van den baljuw en dijkgraaf en den fabrijckmeester zijn te zien. Ook aan de vergrooting der kerk te Oud-Beierland in 1651 werkte hij mede; ook daar is zijn naam in steen gebeiteld nog te lezen.
Hij voerde ook de pen, blijkens het werkjein 1652 door hem uitgegeven: Dry leersame ende troostelicke Boecxkens, Het eerste, Grondelick ende nootwendigh bericht, Hoe een Christen in desen jegenwoordigen leven tegens de grootste ende swaerste aenvechtingen (soowel hem selven, als andere) troosten ende te vreden stellen sal, Het tweede Sterfkonst, dat is: Eenvoudigh ende klaer bericht uyt Godes woort, wat van eenen mensche gevordert wert, die de Doot gerustelick wil verwachten en naer het hemelsche Vaderlandt met vrede en vreught begeren te varen; Het derde, dat rechte Vademecum Dat is: Eenes Christenmensches nootwendigh geselschap namentlick de heylsame betrachtinge des Doodts ende laetsten afscheyts. Alle dry uyt het Hooghduytsch ten dienste van alle Godtvreesende en Religieuse Nederlanders in hare moederlicke tale overgeset door Gilles Pandelaert, Rentmeester van de domeynen van de Beyerlanden, 1650. t'Utrecht voor Willem Snellaert, Boeck-verkooper 1652 8o.
Zie: De Nederl. Leeuw 1911.
van Dalen