Palm gelijken’. (Leven, 82 noot. Vergel. nog al Saussaye, Nic. Beets 53 vlg. over de bekoring, die van v.d. Palms persoon uitging. Over hem als redenaar nog C.P. Tiele in Nederl. Spectator 1861, no. 34 vlgg. en Hartog a.w. 368-389). Den 4den Oct. 1813, terwijl Napoleons macht nog te vreezen was, hield v.d. Palm bij de opening der lessen die vaderlandslievende redevoering, die wel moedig scheen, maar waarover hij zich later tegenover Lebrun kleinmoedig verontschuldigde (Gedenkst. VI, 702, 1031 vlg. 1109; P.J. Blok, De leidsche hoogeschool honderd jaar geleden, 1911, 24 vlg. en noot 31). Zijn karakter was dat van vele zachtaardige, beminnelijke menschen: vreesachtig voor hard oordeel, bang om zelf te kwetsen, beducht voor krachtig getuigenis van eigen denkbeelden (Beets, Leven 125 vlg.; Clarisse, Prologus quo ... J.H.v.d.P.... exemplum auditoribus ... ad imitandum proposuit, 1841, 84-39 gunstiger over den moed zijner overtuiging). Bij de ramp van 12 Jan. 1807 kwam zijn achtjarig zoontje Jan Willem om het leven, zijn broeder Hendrik Albert (naar Schultens genoemd) werd gered, maar stierf alsstudent Nov. 1819 (Redev. en Verh. V, 134; Bijbelvoor de jeugd, 9e stuk, voorrede; Toespraak tot de studenten, Redev. en Verh. III, 178 vlg.; Palmiana, ms. leidsche Bibl. portef. 1583 en 1584; mijn Ramp van Leiden 45, 47). In 1833 is v.d. Palm emeritus geworden, 1836 ontheven van het ambt van academieprediker; nog tot 1838 heeft hij college gegeven. Hij overleed 8 Sept. 1840 en werd te Katwijk begraven, waar hij rust naast Borger's overschot, in graven, waarvan de droevige verwaarloozing eene
aanklacht is tegen de piëteit van het nageslacht. ‘Toen wij van het kerkhof terugkeerden’, zegt Beets (Leven 128), ‘sloeg ik een blik op de onafzienbare zee, schaduwbeeld dier eeuwigheid, in welke J.H.v.d. Palm was ingegaan’. Van Hengel herdacht hem in de derde klasse van het Kon. Instituut (Meritorum etc. 1840), Clarisse voor de studenten (Prologus etc. 1841).
Wij hebben van hem (behalve tal van redevoeringen, verzameld in de genoemde uitgave bij Suringar, Leeuw. 1854 en vele bundels leerredenen) Salomo, 1808/16, 319 vertoogen naar aanleiding van het Spreukenboek, 2e dr. 1821/24 te 's Grav., 3e dr. 1834/35 te Leeuw., ‘thans door niemand meer gelezen’ (la Saussaye, Nic. Beets 55); Bijbel voor de Jeugd, Leiden 1811/34, 24 dln., waarvan, bij het groeien van het aantal deelen, ook de lezers voor den geest des auteurs in leeftijd wiessen; Bijbelvertaling, Leiden 1818/30, met aantt. (Beets, Leven 101 vlg. en tegenover 156; Busken Huet, Litt. Fant. en krit., nieuwe uitg. I, 186 vol. lof over de taal); Geschied- en zedekundig gedenkschrift van Nederlands Herstelling, Amst. 1816 met hulp o.a. van A.R. Falck, antwoord op een prijsvraag van den admiraal van Kinsbergen, waarvan D.J. van Lennep, M.C. van Hall, H.C. Cras en D. Hooft beoordeelaars waren.
Zie: behalve de vele geschriften reeds in den tekst genoemd, waaronder Beets' Leven en karakter van J.H.v.d. Palm 1842 in een stijl, dien la Saussaye, Nic. Beets 55, niet kan roemen, maar die tot nog toe de eenige biografie is, welke wij van v.d. Palm bezitten, vooral ook de rijke verzameling ‘Palmiana’ ter leidsche bibl., handschr. no. 1567-1585, portefeuilles gerangschikt naar de onderwerpen, Agentschap portef. 1570, Kerk 1571, Schoolzaken 1572, Eenparigheid van Spelling 1575, Borger 1584 enz. verzameling die op de hand van den auteur eener nieuwe biogra-