van Dordrecht en Amsterdam, Albert Joachimi en Taco van Burmania bevonden, had ten doel, om de geschillen van den koning van Denemarken met de Hanzesteden en met den aartsbisschop van Bremen bij te leggen. Tevens moest getracht worden, den koning voor eene unie met de protestantsche vorsten in Duitschland te winnen en moest de goede verstandhouding van Denemarken tot de Staten zooveel mogelijk bevorderd worden. Op 27 Mei had het vertrek uit Zwolle plaats. Te Oldenburg en Bremen werden besprekingen gehouden met den graaf en den aartsbisschop van deze landschappen. Ook met het bestuur van de steden Bremen, Hamburg en Lubeck werd overleg gepleegd. De koning van Denemarken ontving de gezanten luisterrijk zonder echter bepaalde toezeggingen te doen. Op 6 Aug. en volgende dagen werd in de vergadering der Staten-Generaal verslag gedaan van de gevoerde onderhandelingen.
Van Pallandt nam voorloopig niet aan de vergaderingen van de Staten-Generaal en aan den gelderschen landdag deel, daar hij van prins Maurits eene wenk had ontvangen, om zich daarvan te onthouden, zoolang het proces van Oldenbarnevelt en diens medestanders duurde.
Met den Prins bleef hij verder op goeden voet; te 's Gravenhage was hij dikwijls zijn gast. Aan de beraadslagingen van de Staten-Generaal nam hij later tot in de laatste jaren van zijn leven ijverig deel. Hij werkte o.a. mede, aan het totstandkomen van de verdragen van de Staten en Engeland met den koning van Denemarken, toen deze zich aan het hoofd der protestantsche ligue in Noord-Duitschland tegenover den Keizer stelde (1625). De nederlandsche gezant van Boetzelaar wendde zich tot hem met het plan, om een verbond tusschen Frankrijk en de Nederlanden tot stand te brengen, waartoe de Staten-Generaal echter niet besloten (1627). Hij werd afgevaardigd tot de onderhandelingen over den vrede met de landvoogdes Isabella (1632-33) en tot het sluiten van een verbond met Frankrijk (1634-35). Bij Frederik Hendrik stond hij in hooge gunst. Hij nam onder diens bestuur geregeld deel aan de vergaderingen van het Geheim Besogne. Van Pallandt was een ijverig belijder van de hervormde leer. Toch was hij zeer verdraagzaam; hij duldde bijv. de prediking der Jezuïeten in zijn graafschap. Hij was een algemeen ontwikkeld man, die zich bij velen bemind wist te maken.
Hij was gehuwd met Catharina, gravin van den Bergh, dochter van Willem van den Bergh en van Maria Elisabeth, gravin van Nassau, oudste zuster van prins Willem I van Oranje. Dit huwelijk was kinderloos.
Zie over hem: Schotel, Floris I en II van Pallant (Arnhem 1846), alsmede diens Geschiedletter- en oudheidk. Uitspanningen (Utrecht 1840); Baudart, Memoriën (Arnh. 1624); Uytenbogaert, Leven (1647); van Slichtenhorst, Geldersche geschiedenissen I (Arnh. 1654); Aitzema, Saken van Staet en oorlog I, II (Haag 1669); Brandt, Historie der Reformatie (Amst. 1671); te Water, Historie van het Verbond der Edelen (Middelb. 1753); Voet van Oudheusden, Beschrijving van Culemborg (Utrecht 1753); Wagenaar, Vaderl. Hist. X; van der Capelle, Gedenkschriften (Utr. 1778); Carleton, Lettres (Haye 1759) II; van der Kemp, Maurits van Nassau IV (Rott. 1843); M.G. de Boer, Die Friedensunterhandlungen zwischen Spanien und den Niederlanden in den Jahren 1632-33 (Gron. 1898); S.P. Haak, Paullus Merula