[Noue, Odet de]
NOUE (Odet de, heer van Téligny la), geb. omstreeks 1565, gest. vóór 25 Aug. 1618; oudste zoon van François de la Noue (z. ald.) en Marguérite de Téligny, diende met groote onderscheiding onder zijn vader in het leger der Staten-Generaal tegen Parma en werd Juli 1584 door Parma belegerd in het fort Lillo, dat hij dapper en met goeden uitslag verdedigde. Bij een gewaagde onderneming tegen de spaansche forten op den Kouwensteynschen dijk bij Antwerpen werd hij 21 Dec. 1584 ernstig gewond en viel in Parma's handen. Hij werd te Doornik in strenge gevangenschap vastgehouden tot in 1591, toen hij kort vóór den dood zijns vaders werd losgelaten en aan Engeland uitgeleverd, van waar hij in Mei naar Frankrijk mocht terugkeeren. Hij diende verder onder Hendrik IV en speelde onder de Hugenoten een belangrijke rol, ook bij het sluiten van het Edict van Nantes. Daarna diende hij van 1600 tot 1605 onder prins Maurits o.a. bij Nieuwpoort en Sluis en keerde vervolgens naar Frankrijk terug om er weder onder de Hugenoten een leidende rol te verkrijgen. Hij kwam in 1617 nog eens naar den Haag met een diplomatieke zending tot steun van Oldenbarnevelt.