Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 368]
| |
Vroegrijp, overspannen kind, heeft hij reeds op zijn achtste jaar met zijn streng-roomschen vader en met zijn biechtvader disputen over het herstel van de verloren gerechtigheid van den gevallen mensch, op zijn negende visioenen, waarin God met hem spreekt. Meteen leert hij goed Latijn, bekwaamt zich in den handel, leest Luthers geschriften, waarvan hij echter de waarheid loochent, trouwt en vestigt zich, 30 jaar oud, te Amsterdam. Daar verkeert hij veel met wederdoopers, ook met David Joris, wat hem gevangenisstraf kost; daar ook heeft hij zijn tweede visioen, waarin God zich thans geheel aan Zijn dienaar openbaart en hem drie helpers aanwijst, Daniël, Tobias en Edidad, historische personen zonder twijfel, al zijn, voorzoover wij weten, hunne namen niet bekend. Maar hij verlaat Amsterdam en gaat wonen in Emden, het land ‘Pietas’, gelijk hij later in een allegorisch reisverhaal, prototype van Bunyans ‘Pelgrims progress’, spreken zal van den weg Lijdzaamheid en de landen Speculum justitiae, Doctrina, Abstinentia enz. Te Emden geschiedt hem zijn derde openbaring: God vereenigt zich geheel met hem en schenkt hem het volle leven zijner godheid. Van 1540 tot 1560 heeft hij daar gewoond, mèt zijne mystieke bevindingen goed zakenman, tijd ook overhoudend voor het schrijven zijner tallooze traktaten, die van den lezer zware inspanning vergen. ‘The reader of the works of the familists has to seek their doctrines in a wilderness of vague and high sounding words’ (Barclay). Dit valt niet te loochenen, gelijk een tijdgenoot sprak van ‘the drowsie dreames of a doting Dutchman’, want vele bladzijden zijner geschriften zijn slaapverwekkend, al was Niclaes allerminst kindsch. Op het einde van zijn verblijf in Emden heeft de overheid hem vervolgd, hijzelf ontsprong den dans, maar zijne vrouw, getrouwde dochters en kleinkinderen hebben veel te lijden gehad. Hij heeft daarna nog te Kampen en te Keulen gewoond, in welke laatste stad hij dan is overleden. Over zijn reis naar Engeland spreken wij nog. Eene copie van David Joris noemt Cramer Hendrik Niclaes. De volkomenheid is met zijn Huis der liefde, Family of love, op aarde gekomen. De vroeger onvolkomen bedeelingen, ook van Christus, heeft God door Hendrik voltooid. Leer en sacramenten hebben afgedaan, thans komt het aan op het hart. Dit Huis der liefde is eene anabaptistische secte: hunne geloofsbelijdenis, Dat uprechte christengelove des gemeinschappes der Hilligen, des Hüses der Lieften, kent alleen den doop op belijdenis en leert ook afzondering van de wereld. Doch vooral deelen wij Niclaes bij de anabaptisten in om zijn spiritualisme (‘That the Bible is not the word of God, but a signification thereof, and the Bible is but ink and paper, but the word of God is spirit and life’, art. 20 van een soort van Geloofsbelijdenis der Engelsche familisten, 1579, bij Barclay, 29), zijn chiliasme, zijne prediking dat de zijnen afgezonderd van de wereld moeten leven, te zamen met zijne mystieke vereeniging met God, waardoor hij, de profeet, meteen ‘den vorgodeden mensch’ is, zooals Hendrik zich o.a. noemt op den titel van Den Spiegel der Gherechticheit. Toch blijkt van betrekkingen tusschen de 16de eeuwsche doopers en hem niets, al hebben ze in b.v. Oostfriesland wel bestaan. Menno noemt hem niet. En wat die uitspraak betreft, dat Niclaes een copie van David Joris zijn zou (reeds Nicolaï: ‘Ende is (Niclaes) even denselven verleydenden David jorisgeest in alles gelijc’, BRN | |
[pagina 369]
| |
VII, 304), de liefde is de vervulling der wet, zij doet in de waarheid ingaan, maar zij is geestelijk en van davidjoristische uitspattingen is bij Hendrik geen sprake, al schijnt soms iets er op te wijzen. Verder is ook bij David de geloovige ‘vergödet’, ook Hendrik Niclaes acht dat onder de volmaakten geene schaamte is noch bedekking der ledematen (Van dat geestelicke Landt der Belofften, van dat hemmelsche Jerusalem und des hilligen Volcks, H.N. 1546, fol. 28c, Doopsgez. Bibl.), ook van Niclaes' zoogenaamd geestelijk huwelijk spreekt Nicolaï met toorn (BRN VII, 306). Overeenstemming tusschen beiden ook in den raad om zich verborgen te houden. Hoe zegt Niclaes? ‘Houdt u stille. Blijft binnen uwe deuren, gaet niet buyten der stadpoorten. Gheeft u ymmer niet bloot. Laet u niet sien. Syt nu (dewijle dese erghe wereldt noch heerscht) even als of ghy doodt ende niet en waert’ (aldaar 360). Doch er is ook verschil. Bij Niclaes vinden wij eene roomsch getinte hiërarchie, een in rangen verdeeld bestuur der secte, eerst de Hoogste bisschop, dan de 24 Oudsten, dan de Serafim of aartsbisschoppen, dan drie orden van priesters, wat aan de apostelen, profeten, ouderlingen en engelen der apostolische kerk onzer dagen denken doet. Ook heeft David Joris Niclaes als profeet verloochend. Er is, zeide hij, maar één ware profeet, ik zelf. Er kan geen tweede zijn. Nu wij van zijn verwarden en duisteren schrijftant gesproken hebben, ook de schoone bladzijden ontbreken niet. Dit gebed b.v. ‘O Heer, du almechtige Got, ein vader ofte genereerder aller geslachten, bewiset dijne untfermherticheit an dijn hantwerck nömlick an den die dagelick suken dijne wil tho doen; opent ons met dijnen vorstande de ogen unses Geistes unde bewiset dijne genade an dit blinde volck die nochtans ogen hebben; ontstoppet uns de oren unser inwendicheit unseren doven luden die nochtans oren hebben, updat wij dijn Woort tho rechte horen unde geloven mögen unde keret umme offte vormurwet de hardicheit unserer herten’. (H. Niclaes, Den Spiegel der Gherechticheit fol. 63, Bibl. Letterk. Leiden). Ook dit rijmpje:
Hendrik Niclaes heeft ook Engeland bezocht, hetzij in 1552, of na zijn Emdensche jaren, of misschien nog vroeger, in 1550, wanneer wij mogen aannemen, dat Micron in een brief aan Bullinger d.d. 20 Mei 1550 (Epp. Tigur. 365) met ‘Davists’ Niclaes' volgers bedoeld heeft. Hij heeft er aanhangers gewonnen maar ook fellen tegenstand gevonden. De eersten, die zich tegen hem verzetten, waren voorgangers der Hollandsche gemeente. Want Micron schreef: A confutation of the doctrine of David George and H.N. the father of the family of Love. Knewstub die, in een na te noemen boek, het traktaat vertaalt en opneemt, zegt dat het is ‘taken out of his booke concerning holy assemblies whiche he wrote in Latine a litle before his death at Nord in East Freeslande’. En voorts dat ‘Nicholas Carinaeus afterwarts it set forth in printe’. Ook volgens Meiners (II 384 vlg.) schreef Micron: Van de weerdigheydt, nutheydt ende noodigheydt der christelijcker vergaderingen eerst in het Latijn, daarna vertaald en, bij Micron's dood onvoleindigd, door Carinaeus voltooid. Gerritsen heeft het geschrift niet kunnen vinden (Micronius 92). | |
[pagina 370]
| |
Welnu, Micron stierf 12 Sept. 1559, Carinaeus (opvolger van Haemstede te Londen) Sept. 1563 (Eccl. Lond. Bat. Arch. II 184). De bestrijding van Niclaes door de Hollandsche predikanten te Londen is alzoo de oudste, die wij kennen. Bij voortduring werd de gemeente door Niclaes' volgelingen gekweld. Dat Haemstede, die voor de anabaptisten opkwam, werd gelasterd daarom tot het Huis der liefde te behooren, wil Karel Utenhove niet gelooven (aldaar II, 206). Enkele leden gingen tot de secte over (aldaar II, 361 vlg. 670), in 1612 schrijft een hunner drie lange, verwarde brieven ‘aan de diakens van de Dudtsche Kaerke te Londen’ (aldaar III, 1, 1237). Sinds 1574 hebben zij onder de Engelschen zelven talrijke aanhangers. Van dat jaar dagteekent de engelsche vertaling van Niclaes' Evangelium offte cine frölicke Bodeschop (Doopsg. Bibl.), in 1579 verschijnt Knewstub's A confutation of monstrous and horrible heresies taught by H.N., waarin fol. 87-92 de genoemde vertaling van Microns geschrift (Doopsg. Bibl.). In preekenbundels werden de familisten ook bestreden b.v. George Gifford of Maldon Sermons upon the Booke of Revelation 1596, waarin o.a. ‘So in these last times so soone as ever the light of the gospell brake forth, Satan set it (zijn rijk) on foote again by the anabaptists, lybertines, family of love and other such monsters’ ... (II, 24 naar Dexter, England and Holland o.t. Pelgrims 177, daar ik den bundel zelven niet kon machtig worden). De secte ging ongeveer 1700 onder, maar haar denkbeelden leven voor een klein deel voort in George Fox, soms doet ook Swedenborg aan Niclaes denken, het sterkst vinden wij zijn leer bij de Ranters (de snoevers), tegen wie juist George Fox zich heeft verzet. Ook zij waren, als Niclaes, ‘vorgodede mensche’, zóó zelfs dat ‘they said that they were God’ Fox zegt, dat daarover ‘(his) soul was greatly grieved’ en bestreed het ranterisme, dat door eigen verdwaasheid en uitspattingen te gronde ging. Dus was het einde van Niclaes' Rijk der verkorenen. Hier te lande vinden wij hen nog tot in den loop der 17de eeuw, met name in Dordrecht. Prenten door Chr. van Sichem. Onbekende. Zie: Cramer in BRN VII 285 vlgg. 304 vlg. 306, 359; Nippold in Zeitschr. f.d. histor. Theol. 1862, 323-402, 473-563. Miss C. Fell Smith in Dict. of nat. biogr. XL, 427-431; R. Barclay, Inner Life of relig. soc3. 25-35; John Hunt, Relig. thought in Eng. from the Ref. to the end of the last cent. 1870 I 235. Over het allegorische reisverhaal van H.N. dat, in het Engelsch vertaald, door Bunyan zal gelezen zijn, Troeltsch, Gesch. d. Chr. Relig. 19092, 589. Over H.N. Den Spiegel der Gherechticheyt aan Nippold nog onbekend, in Latijnschen titel op den appendix van Alva, waarvan sinds 1862 een ex. ter Leidsche Bibl., Sepp, Verbod. Lectuur 187 vlg. Over een ander teruggevonden geschrift Tiele in Biogr. Adv. V, 122-125. De drie belangrijke mss. der Mij. der Ned. Letterk., Chronika des Hûsgesinnes der Lieften, Acta H.N. en Ordo Sacerdotis beschrijft Nippold t.a.p, 326-330. Van de nog overgebleven gedrukte traktaatjes bezit de Doopsg. Bibl. eene rijke verzameling. George Fox, An autobiography ed. Jones, 1904, 78, 116s; Schotel, Kerkel. Dordr. I, 160; Los, Gesch. Ned. Geloofsb. VIII, § 9; Kaajan, Pro-acta 319, 321, 325; Grevinchoven, Ontdeckinge van de monstreuse dwalinge 1604, met opdracht aan burgemeesteren van Dordrecht. Voorts het in den tekst genoemde. L. Knappert |
|