[Monickes, Geertruid]
MONICKES (Geertruid), afkomstig ‘van goede ridderschap’ uit Westphalen, later non in het klooster te Diepenveen en aldaar overl. 16 Febr. 1426. Zij was de tweede der eerste twaalf zusters die 21 Jan. 1408 in genoemd convent ingekleed werden, legde denzelfden dag ook haar professie af en werd kort daarop aangesteld tot cantrix (voorzangster). Zij moet zulk een heerlijkstemgeluid bezeten hebben dat men zelfs aan het pauselijk hof te Rome er van wist te spreken. Maar dikwijls voelde zij zich zóó ziek dat zij meende te zullen sterven; den volgenden dag echter ging zij weder naar het koor alsof haar niets gescheeld had. Bovendien bekleedde zij de betrekking van vestiaria (opzichteres over de kleeding). G. Monickes wordt ons beschreven als een ootmoedige zuster (‘haer oefenynge was in den gront der oetmodicheit’).
Zie mijn uitgave van ‘Handschr. D’ (Gron. 1903-04), 96 aant. e, 216, 244-246; Archief aartsbisd. Utrecht, XXXIII (1907), 324.
Brinkerink