[Mey, Hendrik Willem van der]
MEY (Hendrik Willem van der), rector van 't gymnasium te Leiden, geb. te Doesburg 5 Nov. 1834, overl. te Leiden 3 Apr. 1905. Hij bezocht de Latijnsche school zijner geboorteplaats, waarvan destijds Engelbregt (III, 349) rector en Burger (II, 277) conrector was; beiden zijn van grooten invloed op zijn vorming geweest. Zijn verdere opleiding genoot hij aan 't Athenaeum te Deventer, van waar uit hij in 1858 te Leiden zijn candidaatsexamen in de letteren deed. Na eenigen tijd practisch werkzaam geweest te zijn aan een instituut te Rijswijk en als praeceptor aan 't gymn. te Deventer, deed hij in 1860 zijn doctoraal en promoveerde vier jaar later tot Litt. hum. dr. op een Spec. exhib. Diodori Siculi Fragmenta antiquiorem historiam Romanam spectantia (Lugd. Bat. 1864). Het volgend jaar werd hij praeceptor, in 1867 pro-rector en in 1877 rector van het Leidsch gymnasium, welke laatste betrekking hij ruim 25 jaar met de grootste toewijding heeft bekleed.
In 1902 werd hij eervol ontslagen. Drie jaar later overleed hij, na een smartelijk lijden; 6 Apr. 1905 werd hij op de begraafplaats aan de Groenesteeg ter aarde besteld. Men roemde hem als een uitnemend mensch, een bekwaam docent, een degelijk geleerde, die ‘met nooit verflauwenden ijver zijn arbeid verrichtte’. Sept. 1905 plaatste een commissie van oud-leerlingen te zijner eer in den corridor van 't gymnasium een wit marmeren kunstwerk, ‘De worstelaars’.
Van der Mey was gehuwd, sinds 1875, met mej. Sara Dozy, dochter des bekenden hoogleeraars.
Hij schreef: Latijn en Grieksch en nog wat. Open brief aan Dr. S.A. Naber (1869); Tweeërlei weegschaal (1884); Studia Theognidea (in 't progr. v. 't Leidsch gymn. 1869); zie in dat progr. van de jaren 1879 en 1887 ook een paar rectorale redevoeringen door hem gehouden. Met prof. R. Fruin gaf hij uit: Brieven van Cobet aan Geel uit Parijs en Italië (1891). Met Cobet redigeerde hij van 1873-86 de Mnemosyne. Voorts bewerkte hij den 3den druk van Dozy's Islamisme (1900).
Zie: L. Punt in Progr. Leidsch gymn. 1905-6; Leidsch Jaarboekje 1906, ‘In Memoriam’; Weekbl. gymn. en middelb onderw. II (1905), 233; Bijvanck, Litt. en hist. stud. (1918), voorrede.
Zuidema