Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 337]
| |
gestelde familie en ontving in zijn geboortestad een zorgvuldige opvoeding. Op vijftienjarigen leefleeftijd werd hij aangesteld tot secretaris van Willem van Oostervant, later graaf Willem VI. Terwijl hij deze betrekking bekleedde, besloot hij, na Gerrit de Groote te hebben hooren prediken, een nieuw leven te beginnen, de wereld vaarwel te zeggen en God te dienen. In 1391 (volgens O.A. Spitzen in De Kathotiek, LXXXIX (1886), 98-99: in 1393) vertrok hij met dat doel naar Deventer, waar hij door de mannen der moderne devotie welwillend werd opgenomen. Op den duur vond hij hier echter geen bevrediging: het kloosterleven bekoorde hem meer dan het z.i. te vrije verkeer in de fraterhuizen. Zoo kwam hij, vermoedelijk in 1392, te Windesheim, alwaar hij 11 Nov. 1395 in het klooster tot reddiet ingekleed en later geprofest werd. Zoolang hij Windesheimsch kloosterling is geweest, heeft hij zich verdienstelijk gemaakt: èn als verluchter of versierder van missalen, bijbels en gezangboeken; èn als visionaris of schouwer; èn als mystiek schrijver van verschillende in het Dietsch vervaardigde traktaten. In het najaar van 1430 bevond hij zich op een reis door Holland te Beverwijk, daarna te Delft, en vervolgens wederom te Beverwijk, waar hij in het klooster Sion stierf. Mande stond reeds in zijn dagen bekend als een ‘al te goddienstige man’ en heet niet ten onrechte ‘de Noord-Nederlandsche Ruysbroeck’. Voor 's mans geschriften en de uitgaven ervan bezorgd zie men: G. Visser, Hendrik Mande (Acad. proefschr.; 's Gravenh. 1899), 29-61, met de Bijlagen; C.G.N. de Vooys, Middelnederlandsche proza-verhalen over de geboorte van Jezus (Ned. arch. v. kerkgesch., N.S. I, 125-162), waarin Visioen van Hendrik Mande; nog een visioen Handschr. D (Gron. 1903-1904) 111 vlgg.; Visser, Een mynlike vuerighe begerte der ynniger zielen tot horen ghemynden here (Archief, N.S., I, 249-269); de Vooys, De Dietse tekst van Hendrik Mande's Apocalipsis (als voren, N.S., II, 78-97); J. van Mierlo Jr., Eene paraphrase van de Brieven van Hadewych door Hendrik Mande (Dietsche War. en Belf. 1909, II, 293-316). Literatuur over Mande is te vinden blz. 3-5 van het aangehaalde proefschrift. Aan te vullen met Louis D. Petit, Bibliographie, II (Leid. 1910), nos. 1233, 1292; en diens Repertorium, II (Leid. 1913), kol. 724. Nog komt in aanmerking het artikel Hendrik Mande (met enkele familiebijzonderheden) van J.L. van Dalen in het Zondagsblad van het Nieuws van den Dag van 11 Dec. 1904. Brinkerink |
|