[Leeuw, Adriaan Bastiaansz. de]
LEEUW (Adriaan Bastiaansz. de), zich ook Adriaan Bastiaansz noemend, 17e eeuwsch tooneelschrijver en bekend tooneelspeler, werkzaam tusschen de jaren 1647 en 89, niet alleen op het Amsterdamsch tooneel, maar ook als lid van rondreizende troepen in 1655 en 1660. Zijn speelloon bedroeg 15 st. tot ƒ 4 per avond. In de voorrede van een kluchtspel, getiteld De gelukte List of Bedrooge Mof (Amst. 1689) waarvan de hoofdpersoon ‘Herman’ waarschijnlijk de Leeuw voorstelt, wordt hij geroemd ‘als een zeer verstandig Speeler zonder waanwijsheid: maar ook als een groot kénner van hét Tooneel, en van Tooneelstukken, die, door veel leezen, kennisse van de Franschetaale, én grondige érvarenheid, verscheidene spéllen die wél uitgevallen zijn, in hét licht gebragt hebbende, meerder achtinge had voor stille geschikte Treurén Blijspelen.... als voor die wilde Spaansche stukken’. Vermoedelijk is hij dus kort voor 1689 overleden. Hij was gehuwd met de tooneelspeelster Anna van Trooyen.
Zeven stukken heeft hij voor 't tooneel bewerkt, meerendeels uit 't fransch of Duitsch vertaald: Kosroes, treurspel, naar het fr. van Rotrou, voor 't eerst in 1656 opgevoerd en in 't zelfde jaar gedrukt; Leo Arminius, naar het Duitsch van Gryphius, voor de eerste maal in 1656 op den Amst. Schouwburg gespeeld en in 1659 gedrukt; De Toverés Circe, treurspel mét kunst én Vliegwérken (Amst. 1670, 1690) voor hem door den taalkundige I. Barokes uit 't Spaansch overgezet (het nederl. stuk werd onder den titel Zauberente Circe weer in 't Duitsch vertaald); De vryer-zieke Vryster of het Huwelijk van niet, naar 't fr. van de Montfleury, eerste opvoering in 1662, gedrukt in 't zelfde jaar (andere dr.: 1671, 1678, 1701, 1725, 1729); Broershert, uit 't fransch en gedrukt in 1668 (andere dr. 1679, 1683, 1720, 1729); het werd als Der Hausknecht oder der lächerliche Kampf in 't Duitsch vertaald en o.a. in 1740 te Hamburg opgevoerd (gedrukt in 1748); Klucht van Pyramus en Thisbe, uit het Duitsch vertaald (uitgaven: Amst. 1669 en 1752); De Liefdendokter naar Molière vertaald (Amst. 1666, 1680, 1696, 1766). Uit de herhaalde herdrukken zijner stukken, tot diep in de 18e eeuw toe, blijkt dat ze zeer in trek waren en vermoedelijk lang op 't tooneel zijn gebleven.
Als dichter maakte hij natuurlijk lofdichten voor anderer werk: voor Sybants Dolle Bruyloft (1654) en Verleyde Vrient (1668) en voor Toll's Grooten Timoleon (1669). Het met Adriaan Leeuw onderteekende Eer- en Dankdicht geoffert aan den Raad der Stadt Leeuwarden in de Hollantsche Parnas (Amst. 1660 p. 445) zal wel als dankbetuiging bedoeld zijn voor de ontvangst van zijn troep en het verlof om te spelen tijdens een kunstreis in 't Noorden.
Maar nog in een heel anderen kring treffen wij