de lessen in de decreten van Gratianus gegeven had. Hetzelfde jaar werd hij president van het nieuw gestichte Kollege van Winckelius. Onverwacht en zonder dat hij de minste poging in het werk had gesteld, werd Joh. Langecruys door den Koning benoemd tot de rijke St. Pieters proosdij van Cassel, open door den vrijwilligen afstand van J.B. de Langhe, officiaal van Mechelen, 1569. Van Langeeruys verliet 1568 Leuven om zich te Cassel te vestigen. Hij was een priester, die nauwkeurig zijne plichten vervulde en een afkeer had van alle pronk en praal. Hij nam zijne verplichtingen als kanunnik ernstig op, zooals blijkt uit de twee werkjes, die hij over de plichten der kanunniken in druk uitgaf te Douai 1584 en 88. Te Antwerpen bij Joannes Bellerus 1592 zag van hem het licht Flores spirituales decerpti ex psalmis. Behalve deze drie, vermeld door Sweertius en Valerius Andreas, vermeldt Paquot ook nog Precationes in Epist. et Evangelia Antv. 1601. Toen door de overplaatsing van Lindanus naar Gent de bisschopszetel te Roermond tot 1596 ledig stond, werd deze aan Langeeruys aangeboden; hij weigerde echter standvastig deze eer en last te aanvaarden. Bij testament, 28 Juni 1595, stichtte hij zes studiebeurzen voor zijne bloedverwanten of inboorlingen van Hilvarenbeek en den Bosch.
Zie: Analectes Hist. Eccl. Belg. XVII (1881) 369; XX (1886) 225, 243, 280; Paquot, Memoires Hist. Litt. V, 78-80; Coppens, Nieuwe Beschr. Bisdom 's Bosch I, 385.
Fruytier