[Laar, Arnoldus van de]
LAAR (Arnoldus van de), geb. Helmond 11 April 1826, overl. 10 en begraven 16 Jan. 1899 te Oss, zoon van Michiel (touwslager) en van Barbara Michiels, bezocht de latijnsche scholen te Uden en Helmond en het seminarie te St. Michielsgestel. Na een schitterende studie werd hij 25 Maart 1850 te Haaren priester gewijd. In hetzelfde jaar kapelaan te Ewijk, 29 Sept. 1851 te Tilburg (Goirke) en 23 Sept. 1856 te 's Hertogenbosch (St. Jan), waar hij zich door zijn buitengewone zeggingskracht grooten naam verwierf. Hij werd 23 Oct. 1872 pastoor te Oss, in 1884 deken en 18 Febr. 1896 kanunnik van het kathedraal kapittel van St. Jan. Door zijn toenemende zwakte was hij genoodzaakt 11 Juni 1896 zijn ontslag te nemen als deken en 29 Oct. 1897 als pastoor.
Hij schreef: De liberale partij in Nederland ('s Hertogenbosch 1872); De H. Leonardus van Veghel, zijn leven en marteldood ('s Hert. 1872).
Zie: Levensschets van den Hoog Eerw. Heer Arnoldus van de Laar, door A.J. Fritsen. ('s Hert. 1899); Schutjes, Gesch. van het Bisdom 's Hertogenb. V, 449; Taxandria XXVI 169.
Heeren