[Hohenlohe-langenburg, Hohenlo, Hollock, Philipp graaf van]
HOHENLOHE-LANGENBURG, Hohenlo, Hollock, (Philipp graaf van), geb. 17 Februari 1550. gest. te IJselstein, 5 Maart 1606. Hij kwam 18 Februari 1575 over Emden naar Holland om onder Oranje te dienen, landde daar te Petten en werd als Duitsch vorstenzoon met vreugde door den Prins ontvangen. Langs het strand onder goede bedekking naar den Haag gekomen, werd hij dadelijk aan de brabantsche grenzen in dienst gesteld, veroverde in 1576 Geertruidenberg en de schans te Krimpen, 1577 Steenbergen, Tholen en 's Hertogenbosch. Oranje maakte hem toen zijn luitenant-generaal in Holland. Hij streed daarna tegen Parma en Mondragon in het Overkwartier en benauwde in 1579 het weder afgevallen 's Hertogenbosch door de omliggende dijken door te steken. Na den afval van Rennenberg leidde hij de guerilla in het noordoosten tegen dezen en Maarten Schenk, later tegen Verdugo en Tassis. Hij onderscheidde zich vooral als dapper ruiteroverste maar bedierf veel door zijn gebrek aan beleid, zijn drift en zijn heillooze neiging tot dronkenschap. Hij onderdrukte in 1580 een boerenopstand in Drente, versloeg Schenk 17 Juni op de Hardenberger heide en veroverde (Aug.) Coevorden maar werd door Rennenberg bij Bourtange verslagen. In 1582 veroverde hij Megen. Hij streed 1583 in Staats-Vlaanderen, verder weder in het noordoosten. Na 's Prinsen dood werd hij weder luitenant-generaal in Holland en Zeeland en bevorderde de belangen van graaf Maurits en Louise de Coligny, terwijl hij de militaire leiding in het gewest op zich nam. Onder Leicester, met wien hij persoonlijk overhoop lag, weigerde hij het algemeene opperbevel over het staatsche leger en behoorde hij tot diens scherpste tegenstanders, al bleef de landvoogd hem als veldoverste gebruiken, met name in Brabant en
voor Zutphen (1586). Ook met Norris en andere engelsche legeroversten kreeg hij twist, zoodat er zelfs aan gedacht werd hem op te lichten en naar Engeland te voeren. Pogingen tot verzoening mislukten, doch hij bleef een der voornaamste staatsche veldheeren en bemachtigde de schans Engelen, die hij bitter Crèvecoeur noemde. Ook na Leicester's terugkeer in 1587 bleef hij onder dezen dienen, hoewel nog steeds scherp optredend tegen diens staatkunde en tegen de dezen welgezinde predikanten en partijgangers opkomend voor het gezag van Maurits en de Staten van Holland. Ook onder Maurits bleef hij aanvankelijk dienen, al kon hij zich weinig schikken in diens meer wetenschappelijke oorlogvoering, waarvan hij weinig begrip had; hij bleef meer geschikt voor de guerilla, o.a. bij het beleg van Geertruidenberg (1593) en de verovering van