[Garde, de la]
GARDE (de la), fransch krijgsman, geb. te Parijs, gesneuveld April 1583 voor Vierzel in Noordelijk Brabant, gehuwd met Françoise van de Werve. Hij diende sedert 1567 in Frankrijk bij La Rochelle onder La Noue, ontkwam na den Bartholomeusnacht en nam dienst onder Oranje. Hij had bij La Rochelle (1570) Lodewijk van Nassau gekend. Hij diende in Sept. 1573 met 8 vendels in Waterland, bij de pogingen tot ontzet van Alkmaar en vervolgens met groote onderscheiding bij die tot ontzet van Leiden als kolonel aan het hoofd van een regiment Franschen. Met Boisot bestuurde hij diens vloot op haar tocht naar die stad, met name de transportschepen. Zijn verhaal over dit beleg is van groot belang. In 1575 verdedigde hij Schoonhoven maar moest die stad ten slotte (24 Aug.) op eervolle voorwaarden aan Hierges overgeven. Ook voor diplomatieke zendingen werd hij gebruikt, met name bij die van Sept. 1575 in Frankrijk en die van Marnix naar Engeland in Dec. 1575. Hij genoot zeer het vertrouwen van den Prins, veroverde Baerle (Juni 1581), diende verder in Vlaanderen Hij sneuvelde bij de inneming van het slot Vierzel en werd te Antwerpen begraven, zeer betreurd als ‘seer goed ende vroom soldaet’.
Vgl. over hem: Haag, La France Protestante, i.v. La Noue, 282 suiv.; Bor, I, 452, 555, 646, II, 273, 322, 366; van Meteren Bk. III, 512/3, Bk. IV, 110; le Petit, Grand Chronique, II, 284 suiv.; Delaborde, Charlotte de Bourbon, 118; Fruin, Verspr. Geschr. II, 456, 465, 487, VII, 170, 173 vlg., VIII, 427; Fruin, Oude