[Fabius, Gerhardus]
FABIUS (Gerhardus), vice-admiraal, geb. te Lisse 13 Dec. 1806, overl. 24 Maart 1888, zoon van Jan Christiaan en van Aagje van Voorthuyzen, gehuwd met Johanna Elisabeth Frederika Bouricius, die in Febr. 1870 is overleden. Kwam in October 1820 op de kweekschool voor de zeevaart te Amsterdam, bleef daar tot in 1821, en ging toen varen als kajuitswachter en lichtmatroos; werd in Januari 1824 buitengewoon adelborst, 25 Dec. 1825 adelborst 2e kl. en 1 Juli 1826 adelborst 1e kl.; doorliep verder de verschillende officiersrangen, was tijdens de Belgische onlusten kommandant van een kanonneerboot behoorende tot de derde linie van defensie in de Hollandsche wateren. In 1833 is hij, ingevolge een geheime lastgeving, vier maanden lang onder een valschen naam (T. Burger) op het Noorsche schip Grateerne kruisende op de Gronden, om Nederl. koopvaarders te waarschuwen voor de blokkade onzer kusten. Van Nov. 1838 tot 1 Januari 1842 vaart hij ter koopvaardij als gezagvoerder van de Catharina Agatha. Met Januari 1844 bevorderd tot luitenant ter zee 1e kl. is hij van Januari 1845 tot April 1848 werkzaam in Oost-Indië als adjudant van den schoutbij-nacht v.d. Bosch. In 1854 bevorderd tot kapitein-luitenant ter zee, vertoeft hij in dat jaar en de twee volgende eenige malen als kommandant van een oorlogsbodem in Japan; met 19 Febr. 1860 opgeklommen tot kapitein ter zee, is hij van Sept. 1861 tot Sept. 62 kommandant van de scheepsmacht in West-Indië tijdens verwikkelingen met Venezuela. Met Juli 1864 wordt de vlagofficiersrang, als schout-bij-nacht, bereikt, en als zoodanig van Dec. 1864 tot Jan. 68 de zeemacht in Oost-Indië door hem gecommandeerd; het laatste half jaar was hij vice-admiraal, tot welken rang hij met 1 Juli 1867 was
bevorderd. Met 1 Juli 1869 op pensioen gesteld zijnde, was hij daarna nog eenige jaren lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Zie: Marineblad 1888/89.
Herman