broeder Johan, ging daarna ter kaapvaart, om ten slotte in 1636 het bevel over een oorlogsschip te aanvaarden. Na verschillende gevechten met de Duinkerkers, was hij in 1639 bij Duins, en bleef verder tot den Munsterschen vrede ter zee tot bescherming der koopvaarders. In den Engelschen oorlog werd hij in Juni 1652 tot kommandeur bevorderd, had een belangrijk aandeel in de zeeslagen van dien tijd, geraakte in Engelsche gevangenschap, maar keerde na 3 maanden in het vaderland terug, en werd in 1654 schout-bij-nacht. Tot 1659 voer hij tot bescherming der koopvaarders, en maakte in dat jaar, onder de vlag van zijn broeder Johan, de groote onderneming tegen Zweden mede, droeg daarbij veel bij tot de verovering van Kartemunde en Nijborg. Van 1661 tot 1663 streed hij onder bevel van de Ruyter tegen de Barbarijsche zeeroovers, werd 16 Dec. 1664 benoemd tot vice-admiraal, en woonde als zoodanig den ongelukkigen zeeslag van 1665 bij, waarin van Wassenaer sneuvelde. In Juli 1665 werd hij, in de plaats van zijn broeder Johan, tot luitenant-admiraal van Zeeland verheven. Hij sneuvelde 11 Juni 1666 in den Vierdaagschen zeeslag, en werd te Middelburg in de Oude kerk begraven; zijn geschilderd portret is in de Oudheidkamer te Middelburg. Prenten door A. de Jode en H. Rokesz.
Hij was in 1640 gehuwd met Janneke Gorcoms, zuster van de vrouw van zijn broeder Johan en in 1659 in tweede huwelijk met Johanna Ita, dochter van den vice-admiraal Pieter Adriaenszoon Ita. Uit het eerste huwelijk zijn geboren: 1e. Johan, geb. 1641, vaart met zijn vader ter zee en sterft in 1659; 2e. Cornelis, bijgenaamd de Jongste (kol. 181); 3e. Evert; 4e. Carel, geb. te Vlissingen in Mei 1646; hij was de eerste van zijn geslacht, die te land diende, eerst als vaandrig, daarna als luitenant bij de mariniers, was als zoodanig bij den slag bij Seneffe in 1674; sneuvelde den 11 April 1677 in den slag bij Mont-Cassel; 5e. Pieter, geb. 1648, boekhouder bij de Oost-Indische Compagnie; gest. 1703; 6e. Maria, getrouwd met Carel de Ridder, kapitein bij de landtroepen van den Staat; 7e. Catharina, jong gestorven; 8e. Geleyn, jong gestorven; 9e. Geleyn, jong gestorven; 10e. Geleyn; 11e. Johanna, jong gestorven; 12e. Herman.
Uit het tweede huwelijk zijn geboren: 1e. Johanna, getrouwd met Wilhelmus van Grijpskerke, raad der stad Vlissingen; 2e Johan Zeelandicus, geboren in 1666 na den dood zijns vaders, wordt in 1696 raad en secretaris van Vlissingen, sterft ongehuwd in 1710.
Herman