‘Koning en Vaderland’ heftige manifesten aan de bewoners van het Protestantsche Nederland richtte, om de instelling der nieuwe bisdommen te voorkomen en tegen te gaan. De Roomsch-Katholieken werden daarin voorgesteld als de ‘vijanden van het geloof der vaderen.’ Ook aan de verspreiding van tal van vlugschriften en pamfletten tegen het bewind van Thorbecke nam Mr. Drieling ijverig deel. Hij was in dezen een vurig bondgenoot en medestrijder van Ds. Montijn, prof. G.J. Mulder, prof. Vreede, de Geer, Kemink en zooveel andere anti-Roomschgezinden dier dagen. Heftig en hoogst partijdig waren vooral de hatelijke uitvallen van Mr. Drieling in de Asmodée (vlugschriften en tijdschrift van dien naam).
Behalve bovengenoemde dissertatie kunnen als afzonderlijke geschriften van hem worden genoemd: Aanteekeningen op eene reize naar Zwitserland en Lombardijën in 1829 (1833); Over 's lands geldelijke aangelegenheden, met de gevolgen der afstemming van de Wet tot regeling van 's Rijks openbare schuld (1843); De voorgedragen wet eener belasting op de bezittingen (1844); Ernstige aanmaning tot deelneming in de driepercents leening (1844); Korte opmerkingen over de ontwerpen van wet betreffende de herziening der grondwet (1848); Eenige bedenkingen over het Ontwerp van wet op het Armbestuur (1851); Beschouwingen over het nieuwe ontwerp van wet op het Armbestuur (1853).
Zie: Albers, Gesch. Herstel der hiërarchie in de Nederlanden II, 396; Blok, Gesch. Ned. Volk IV, 423 e.v.; Tijdschr. de Asmodée 1854, No. 1 en volg.: De Aprilgekken van 1853. Verder Knuttel, Cat. Pamfletten-verzameling VII, 308 e.v.
Zuidema