bewerking van het jaarlijksche landbouwverslag van Nederland opgedragen, en ‘onder zijn leiding is dat verslag een vraagbaak geworden voor ieder die belang stelt in de Vaderlandsche landhuishoudkunde. Een schat van wetenswaardigheden vindt men erin bijeenverzameld. Den landbouw te verheffen was zijn levensdoel, en hij heeft dat gedaan met een onvermoeide, nimmer verflauwde energie’.
Jongkindt Coninck was lid van vele maatschappijen en vereenigingen. Behalve bovengenoemde Verslagen van den landbouw schreef hij een aantal bijdragen op landhuishoudkundig gebied in het jaarboekje der Maatsch. v. Weldadigheid, Erica, in de Boerengoudmijn e.a. periodieken. Vele landbouwers en landbouwkundige vereenigingen vroegen hem mondeling en schriftelijk om raad. Zijn laatste geschrift was: Aanteekeningen en opmerkingen bij gelegenheid van een landbouwreisje door een gedeelte van Noord- en Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brab., Limburg en België (1884).
Hij was gehuwd met Johanna Hendrika van Embden van Didam, bij wie hij een achttal kinderen had.
Zie: Eigen Haard 1885, 472 (met portr.) en Economist 1885, II, 1003.
Zuidema