[Capelle, Aymericus van der]
CAPELLE (Aymericus van der), geb. te Alfen aan den Rijn, overl. te Noordwijkerhout 28 Febr. 1787. Hij stond in 1747 pastoor de Leeuw van Lisse als kapelaan ter zijde. Toen in 1751 pastoor Spont te Limmen zich bij de Oud-Katholieken had aangesloten, werd van der Capelle tot zijn opvolger benoemd, maar kon eerst in 1753 van zijne Statie bezit nemen. Den 5en Mei 1754 werd hij pastoor van Vogelensang, en aldaar in 1763 door den Nuntius Ghilini (1763-75) aangesteld tot aartspriester van Holland, Zeeland en West-Friesland. Den 6en Juni 1771 werd hij pastoor der Statie op de Boommarkt te Amsterdam. Hij was van lofwaardigen levenswandel, een godgeleerde van uitstekende kennis, een onvermoeide herder, maar geen vriend van het haarlemsche kapittel. Vandaar dat de kapittelheeren den 16en November 1770 van hem en zijne voorgangers aan den Paus schreven ‘dat zij noch in ijver noch door levenswandel met hen te vergelijken waren.’ Den 6en Oct. 1772 verkreeg hij de medewerking der kapittelheeren tot het stichten van een fonds voor behoeftige priesters onder den naam van ‘Olla sacra’. Den 3en April 1773 gaf hij in een rondgaanden brief aan de geestelijkheid kennis van de oprichting eener ‘Societas pro nobis et posteris’. Deze instelling werd den 17en Juli 1854 door Mgr. van Vree opnieuw geregeld en op meer vasten voet gezet; zij bestaat nog altijd in het bisdom Haarlem onder den naam van ‘Fonds pro nobis et posteris’. Om geesteszwakte werd hem den 29en Oct. 1781 Joës Franken tot coadjutor gegeven met recht van opvolging. Van der Capelle bleef aartspriester en pastoor te Amsterdam tot 1786 en overleed te Noordwijkerhout ten huize van pastoor Zwaak.
Er hangt van hem een portret in de pastorie der S. Catharina-kerk te Amsterdam, in 1774 door H.A. Bauer geschilderd.
Zie: Bijdr. bisdom Haarlem I, 286, 392; VIII, 298; XIII, 291-292; XIV, 188; Archief Aartsb. Utr. VIII, 113; XXXVI, 142, 226; Bissch. Oud-Archief Haarlem; Archief Stafford, behoorende tot het bissch. oud-Archief te Haarlem.
van der Loos