[Bouvier des Eclats, Joseph]
BOUVIER DES ECLATS (Joseph), geb. te Belley (Ain) 7 Dec. 1759, zoon van Jean Pierre Bouvier, koopman en van Marie Tevenet, trad 7 Nov. 1778 in dienst bij het 11e regiment dragonders, woonde den veldtocht van 1779 in Hannover bij, doorliep achtereenvolgens al de rangen van onderofficier en werd eerst 3 Juni 1792 tot luitenant, doch kort daarop 8 Maart 1793, in het Rijnleger dienende, tot kapitein bevorderd. Volgende jaren vinden hem overal, waar gestreden wordt, in de Zuidelijke Nederlanden, in Duitschland of in Zwitserland. In den rang van ‘chef d'escadron’ onderscheidt hij zich in 't bijzonder in den bekenden slag bij Hohenlinden, t.o. van München (3 Dec. 1800), waarin aartshertog Johan door Moreau geslagen werd; in 1805 strijdt hij bij Austerlitz. 20 Sept. 1806 volgt zijne benoeming tot kolonel bij het 14e regiment dragonders, 14 Mei 1807 die tot officier van het legioen van eer. In 1808 gaat hij naar Spanje, waar hij 8 October 1810 tot brigade-generaal wordt aangesteld. Door Mortier eervol vermeld om zijn optreden in het gevecht aan de Gebora (rechter zijrivier van de Guadiana, mondt ten Z.W. van Badajoz), 19 Febr. 1811, wordt hij door Napoleon met den titel van baron tot den adelstand verheven; in Juni d.a.v. onderscheidt hij zich weder bij Santa Martha en Villalba (ten Z. van Merida), waarop hem 6 Augustus het commandeurskruis van het legioen van eer wordt toegekend. In 1812 maakt hij den veldtocht in Rusland mede, waar zijne dapperheid in den slag aan de Moskowa hem loftuigingen doet verwerven van prins Eugenius, den onderkoning van Italië.
Zoo was het verleden van den Franschen generaal, onder wiens oogen - men zou zelfs kunnen zeggen, met wiens medeweten - de eerste omwentelingsgebeurtenissen zich in 1813 in den Haag afspeelden. Door een bevel van 3 Maart 1813 naar de Hollandsche departementen gezonden, was hij aldaar van 17 Juli tot 6 September militair commandant in Friesland, daarna, tot aan de ontruiming van den Haag door de Fransche troepen, in het departement der Monden van de Maas. Hier zal hij, nadat generaal Molitor alle beschikbare troepen naar Utrecht had doen aftrekken, ± 400 man van het regiment ‘étrangers’ (voornamelijk Pruisen) onder zijne bevelen hebben gehad. Hoewel met zoodanige macht, bij krachtdadig optreden, de kiem van een volksoproer nog wel in haar geboorte had kunnen worden gesmoord, schijnt alles er op te wijzen, dat Bouvier overtuigd was, dat zijne troepen ten eenenmale onbetrouwbaar waren, en dat met hen niets was uit te richten. Onderhandelende met Tullingh en van Stirum, heeft hij den schijn weten te redden, alsof hij met die een of twee compagnieën nog elders militairement kon optreden.
In den morgen van den 18en Nov. marcheerde hij, door Tullingh, den commandant der nationale garde, hoffelijk uitgeleid tot Rijswijk, over Delft, Rotterdam naar Krimpen aan den IJssel. Tot daar heeft hij zijn gezag weten te handhaven; maar vóór den overtocht over het veer kwam het volk in opstand, en het grootste gedeelte trok met de paarden van den generaal naar den Haag terug, waar het, voor den prins van Oranje in dienst genomen, de kern heeft gevormd van een gewapenden troep, die bij den opstand groote diensten heeft bewezen.
Hoe Bouvier zich uit dien toestand gered heeft, is niet bekend. Met het overschot van zijn troep heeft hij zich, waarschijnlijk door de Alblasserwaard, naar Vianen begeven, waar hij geroepen werd tot de bewaking van het overgangspunt over