[Amstel van Mijnden, Cornelis]
AMSTEL VAN MIJNDEN (Cornelis), oudste zoon van Wouter (Wolter) en Riselant v. Merenburch, heer v. Ruwiel, komt, in verband met zijn beleeningen, voor in 1500 (6 Juli, na den dood van zijn vader Wouter, zie aldaar) in 1502, 8 Juli, toen hij opdracht gaf aan Herman van Lockhorst, terwijl 't omgekeerde voorkwam (30 Dec.) 1508. Tien jaar later ontmoeten we opnieuw zijn naam. In 1521 staat hij op de lijst van de Ridderschap van Utrecht, waarop ook de in 't volgend art. behandelde Jacob voorkomt (Utr. Placcaatb. I 284). Niet lang kan hij meer geleefd hebben; mogelijk was hij in 1525 dood. 9 Mei van dat jaar wordt zijn zoon verlijd met het Stichtsche leen (Ru(w)eel, Utr. Placcaatb. I 280, nalatend uit zijn huwelijk met Johanna v. Scherpenzeel, een zoon Wouter (zie slot art. Wouter), later Cornelis geheeten, door den Domdeken, 20 Febr. 1527 verschreven, evenals Anton(is) en Jacob (zie art. en vgl. Arch. K. en W. Gesch. 3de Verv. 197). Maar slaat dit, tenzij op een anderen Cornelis, niet veeleer op den (in dat geval dus later overleden) vader van dezen Cornelis, die, Juli 1529 genoemd, onder regentschap van zijn oom Herberen of Herbert (Ber. Hist. Gen.1 IV 119), 2 Juni 1540 mondig geworden, huwde met Josina Spaarnwoude (bij wie hij een zoon had, Gerrit, 1549 beschreven in de Rp. v. Utrecht, gelijk ook Herbert en Jacob, zie art.; vgl. Utr. Placcaatb. I 286 en verder twee