het recht verworven om den naam en het wapen v. Amstel te mogen voeren, welke, naar hij meende, na de samenzwering van v. Velzen, veranderd waren in Mynden. Melis v. Amstel, heer v. Mynden en Cronenburg, zooals hij dan ook genoemd wordt bij een zegeling met Gijsbrecht v. Zwieten in 1454, komt ook voor bij de twisten met Jan v. Renesse (zie art.), waarover bisschop Rudolf v. Diepholt in 1447 een verdrag sloot. In 1456, in welk jaar hij beleend werd met Huis en Gericht, Thins en Thiend v. Ruwiel bij de bekende moeilijkheden werd Melis v. Mynden, om met Burman (II, 314 te spreken) ‘ter klokke uitgeluid’ en behoorde hij dus tijdelijk tot de vele ballingen uitUtrecht.
Bij denzelfden schrijver vinden wij hem echter genoemd onder degenen, die ter dageraad te Wijk van wege den Bisschop verschenen zijn, en in 1458 was hij dan ook Raad van David v. Bourgondië, waarna we weinig meer van hem vernemen. Bovengenoemde vrouw (door haar mede reeds vermelden broeder Gijsbrecht met een rente beleend) had hem vele kinderen geschonken, in zekeren zin te vele, zoodat hij, na 28 Febr. 1465 bekomen machtiging zijn leenen, den dag te voren, na den dood zijns mede reeds genoemden broeders Jan, met diens aandeel in de heerlijkheden vermeerderd, over hen ging verdeelen. Zij waren:
1e Anthonis of Anton (zie art. Anthonis (1).
2. Amelis, als student, althans op jongen leeftijd overl.
3. Herbaren of Herberen, Domkanunnik te Utrecht, ongeveer 1500, naar Bat. Ill., terwijl hij, naar v. Spaen, in 1488 en 1490 als Proost v. Westfriesland voorkomt.
4. Hubert, Ridder in 't Huis der Duitsche Orde te Utrecht.
5. Christoffel, in Bat. Ill. na zijn zusters, doch nog vóór Wouter geplaatst, in dienst van de Vrouwe van Gruythuysen en kinderloos op jongen leeftijd (te Brugge) gestorven.
6. een belangrijk aantal dochters, van wie Bat. Ill. een 9 tal en v. Spaen een 7 tal opgeeft, waarop dan bij beiden nog de bovengenoemde Wouter volgt, ten onrechte echter naar Gen. en Her. Bl. IV, 335, waar hij, als derde kind, volgt op Anthonis en Herberen (dus ook vóór Amelis en Hubert, en waar dan in de 6de en 7de plaats volgen Joris (boven niet vermeld en ook weggelaten Gen. en Her. Bl. VIII, 151) en Christoffel (zie boven) en dan opgegeven worden als 8-12 Lijsbeth (Elisabeth), gehuwd met Egbert Haeck v. Ruytenborch (Haecke van den Rutenberg, Nav. XXI, 632) en, blijkens v. Spaen, overl. 1506; Maria, non te Wijck; Cornelia, evenzoo; Mechteld en Margriet in St. Servaes bij Utrecht, die Bat. Ill. beide laat sterven in 1483, en dan maar eventjes, ook in de 13de plaats vermeld, 14 niet bij name genoemde dochters in de kloosters te Amsterdam en te Soest. (Vgl. ook, iets minder volledig, Her. en Geneal. Bl. VIII, 151, waar echter Wouter weer voorkomt als vierde, volgende op Amelis en nog een paar lichte verschillen). Herberen v. Mijnden en zijn Gedenkschriften spreekt bl. 14-15 van 7 zoons en 7 dochters.
Zie de ten deele reeds genoemde jaargangen van de Gen. en Her. Bl., vooral III, IV en VIII (zie verder de Registers) en, behalve de mede reeds aangehaalde werken, o.. a. die van Burman (Utr. Jaarb.); Matthaeus (ook diens: Analecta Veteris Aevi 7; Archief v.K. en W. Gesch. (vooral 3e verv.); te Water, Utr. Placaatb. (ziereg.) en de algemeene werken van Arend; Pontus Heuterus (Hist. Burg.); Slich-