Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1462]
| |
later te Dordrecht (1816) en Amsterdam (1819). Hij was geb. 17 Aug. 1788 te Amersfoort, waar zijn vader Jezaias W. destijds predikant was, studeerde te Utrecht in de theologie en overleed 6 Aug. 1868 te Velp bij Arnhem, waar hij zich in 1853 als emeritus metterwoon gevestigd had. Ds. Wildschut was om zijn inborst en bekwaamheid algemeen bemind en geacht. In verschillende betrekkingen was hij veelzijdig werkzaam, o.a. als lid van 't hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, als lid en medebestuurder van het ‘Haagsche genootschap ter verdediging van den Christelijken godsdienst’ en van de Amsterdamsche Maatschappij ‘Felix Meritis’. Ook van de Hollandsche Maatschappij v. Fraaije Kunsten en Wetensch., van de Leidsche Maatsch. der Ned. Letterkunde en van het Prov. Utr., Genootsch. v.K. en W. was hij een zeer werkzaam lid. Behalve een aantal leerredenen en bijdragen in tijdschriften, schreef hij een Brief over den admiraal van Kinsbergen aan Mr. M.C. van Hall; Vragen over de Bijbelsche geschiedenis; Onderwijzing in het Christelijk geloof naar de leer des Bijbels; Kort begrip des Christelijken geloofs (alle veel gebruikt en bij herhaling herdrukt); Handboekje op een reis Rijnopwaarts enz. (1829); Memoria Hermanni Royaardsii alteris Academiae Trajectinae saecularibus adventantibus scripta (1836); Herderlijke brief aan de gemeente te Amsterdam (1835); Gesprek over het Concordaat tusschen een pastoor, een advocaat en een predikant (naamloos); Is nu alle vrees voor het Concordaat verdwenen? (naamloos); Matthias Claudius of de Wansbecker Bode, gekend uit zijn schriften, 2 dln. (1838-43); Over den geest der Ned. Herv. kerk in onze dagen, bij de tegenwoordige woelingen in dezelve (1843). Wildschut was twee maal getrouwd: 1e. in 1809 met Geertruida van Beuningen, 2e. in 1831 met Amelia Maria Goll van Franckenstein. Uit het eerste huwelijk had hij vier kinderen. Zie: J.J. Prins in Levensber. Letterk. 1869, 3. Zuidema |
|