Toen koning Lodewijk Napoleon de Orde van de Unie had gesticht, schreef de jonge van Westreenen een Essai sur les anciens ordres de chevaleri. (La Haye 1807); de koning benoemde hem daarna tot historiograaf der orde en tevens tot adjunctarchivaris des rijks; bovendien werd hij lid van het in 1808 gestichte Koninklijk Instituut. De meeste van deze waardigheden vervielen door de inlijving van Nederland bij Frankrijk. Na de omwenteling van 1813 en de vestiging van het koninkrijk in 1814 werd hij benoemd tot lid der ridderschap van Holland en van de Staten van dat gewest. In 1836 benoemde de koning hem tot staatsraad in buitengewonen dienst. Hij was bovendien sedert 1815 thesaurier en chartermeester van den Hoogen Raad van Adel, sedert 1831 lid van dat college. Maar ook in andere richting ontwikkelde hij een belangrijke werkzaamheid. In 1829 werd hij benoemd tot raad, in 1842 tot directeur der Koninklijke Bibliotheek, in welke functiën hij nuttigen arbeid heeft verricht. Deze benoeming hield verband met zijn studiën over de geschiedenis van de uitvinding der boekdrukkunst. Reeds vroeg had hij uitgegeven een Verhandeling over de uitvinding der boekdrukkunst ('s Grav. 1809), waarin hij de zaak van Haarlem en Coster verdedigde. Jaren later gaf hij als aanvulling daarop een Korte schets van den voortgang der boekdrukkunst in Nederland in de XVde en hare verdere volmaking in de XVIde en de XVII eeuw ('s Grav. 1829). In nauw verband daarmede stond zijn Verslag der nasporingen omtrent de oorspronkelijke uitvinding en het vroegste gebruik der stereotypische drukwijs ('s Grav. 1833), waarin hij deze uitvinding aan Holland, speciaal aan Leiden toekent. Van zijn verdere studiën kunnen nog worden vermeld zijn
Recherches sur l'ancien Forum Hadriani et ses vestiges près de la Haye (Amst., La Haye 1826) en zijn Recherches sur la langue nationale de la majeure partie du royaume des Pays Bas (La Haye 1830), dat verband houdt met den Belgischen taalstrijd. Westreenen had in 1824 een groot gedeelte van de beroemde boekerij van zijn bloedverwant Johan Meerman verworven. Door aankoopen had hij deze boekerij nog zeer belangrijk weten uit te breiden. Nog had hij door talrijke reizen gelegenheid gehad een muntenkabinet van beteekenis tot stand te brengen en bovendien een vrij groote collectie Egyptische Etrurische, Grieksche, Romeinsche en Germaansche oudheden. De geheele verzameling, die boeken, handschriften, munten en voorwerpen van zeer verschillende waarde bevat, is als geheel een museum van groote beteekenis. Met zijn woning heeft Westreenen het geheele museum aan den Staat vermaakt, evenwel onder vrij bezwarende bepalingen, die het raadplegen van de kostbaarheden niet gemakkelijk maken. Het Museum Meermanno-Westreenianum behoort niettemin tot de grootste schatten van den Haag. Hij trok persoonlijk de aandacht door zijn zonderling ouderwetsche kleeding en zijn bijzonder opvallend optreden.
Zie: Hand. Lett. 1849, 148 vlg.; Serapeum 1848, 360 vlg.; Gram, Het Museum Meermanno - Westreenianum te 's Gravenhage, in Leeskabinet 1896, I, 161 vlg.; Knuttel, Het Museum Meermanno - Westreenianum, in Die Haghe. Bijdr. en Med. 1905, 267 vlg.
Brugmans